AE06 Handel en distributie

1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Directe & Indirecte ruil
Directe ruil
Indirecte ruil

Slide 2 - Slide

Distributiekanalen
Distributie is het verdelen van 
artikelen. 
In het distributieproces 
verdelen en verspreiden 
de bedrijven de artikelen.

Slide 3 - Slide

Noem naast het verplaatsen van producten nog een een aantal functies van distributie?

Slide 4 - Open question

Nevenfuncties distributie 
Verschil in plaats: Bv. producten uit buitenland importeren 
Verschil in hoeveelheid: De bakker heeft 100 broden maar je zult er vaak maar een paar meenemen. 
Verschil in tijd: Dankzij koeling kun je appels het hele jaar eten.
Verschil in kwaliteit: In een winkel kun je producten a, b en c kwaliteit kopen. 
verschil in kennis: Advies in de winkel over een product. 

Slide 5 - Slide

Handelaren 
Een fabrikant produceert het product 
Groothandel koopt deze in en verkoopt deze door. 

Slide 6 - Slide

4 soorten groothandels
Importeur
Exporteur
Grossier
Binnenlandse groothandel

Slide 7 - Slide

Detailhandel 
Is de distribuant die producten, meestal kleinverpakkingen, aan de finale afnemer levert. 

Slide 8 - Slide

Soorten detailhandel 
  • Zelfstandige winkel 
  • Webwinkels 
  • In- en verkoopcombinaties 
  • Franchises 
  • vrijwillige filliaalbedrijven 
  • Grootwinkelbedrijven 

Slide 9 - Slide

Inkoopcombinatie of inkoopvereniging
Bij een inkoopcombinatie bundelen winkeliers hun orders en bestellen ze artikelen rechtstreeks van de fabrikant, dit is horizontale samenwerkingsverband.


Slide 10 - Slide

Vrijwillig filiaalbedrijf (VFB)
Hierbij werken winkeliers en groothandel samen op basis van vrijwilligheid. 

Ze zijn verplicht om dezelfde formule, dezelfde presentatie en hetzelfde huismerk te gebruiken, maar er is geen sprake van centraal eigendom zoals bij een grootwinkelbedrijf.

Het hoofdkantoor is ondersteunend en dienstverlenend

Slide 11 - Slide

Franchising
Franchising is een vorm van vrijwillige samenwerking met zowel recht als plichten die gelden voor de franchisenemer en de franchisegever. 
Deze vorm van commerciële samenwerking wordt gebruikt om een formule snel meer bekendheid te geven en daardoor de omzet te verhogen. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Noem eens een aantal voordelen van een webwinkel als distributiekanaal?

Slide 14 - Open question

Distributiestructuur 
De aard, het aantal, de omvang en de spreiding van de verschillende distribuanten in een bepaald gebied
  1. Enklevoudige structuur: Alleen fysieke winkel (Hubo)
  2. Duale: Fysieke en online winkel (Coolblue) 
  3. Multiple: meerdere kanalen; online, fysiek, huis-aan huis 

Slide 15 - Slide

Wat is directe ruil?
timer
1:00
A
Ruilen zonder geld
B
Ruilen met geld

Slide 16 - Quiz

Wat is een groothandel?
A
Een bedrijf dat winkels verkoopt
B
Een bedrijf dat aan de winkels verkoopt
C
Een bedrijf dat vervoert
D
Een bedrijf

Slide 17 - Quiz

Wat wordt verstaan onder franchising?
A
Een winkelier die de formule van een grootwinkelketen heeft overgenomen.
B
Een winkelier die zijn bedrijf verkoopt aan een grootwinkelketen.
C
Een bedrijf dat meerdere verschillende grootwinkelketens omvormt tot een keten met één enkele naam.
D
Een bedrijf dat een grootwinkelketen opkoopt en onder de eigen naam verder laat draaien.

Slide 18 - Quiz

De Spar, C1000 en dergelijke zijn voorbeelden van:
A
een vrijwillig filiaalbedrijf
B
een inkoopcombinatie
C
een grootfiliaalbedrijf
D
franchising

Slide 19 - Quiz

Veel restauranthouders rijden, net als veel MKB-ondernemers, voor hun inkopen naar distributeur Sligro. Sligro is een grote concurrent van Makro. Sligro onderscheidt zich van Makro met haar grote assortiment versproducten daar waar Makro meer bekendstaat om haar grote assortiment elektronicaproducten. Sligro en Makro zijn beide voorbeelden van:
A
coöperatie
B
inkoopcombinatie
C
full-service-groothandel
D
zelfbedieningsgroothandel

Slide 20 - Quiz

Wat zijn de drie functies van geld?
A
Rekenmiddel, ruilmiddel en spaarmiddel
B
Ruilmiddel, betaalmiddel en spaarmiddel
C
Spaarmiddel, rekenmiddel en potmiddel
D
Spaarmiddel, rentemiddel en ruilmiddel

Slide 21 - Quiz