Herhalen Grammatica Zinsdelen H1, H4, H5

Welke zinsdelen ken je nog?
1 / 24
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welke zinsdelen ken je nog?

Slide 1 - Mind map

In welke volgorde ontleed je een zin?

Slide 2 - Open question

H1 t/m H6 Gram. Zinsdelen
  • persoonsvorm (pv)
     tijdproef, getalproef (vraagzin)

  • onderwerp (ow)
      Wie/(wat) + pv?

  • werkwoordelijk gezegde (wg)
     zegt wat het onderwerp (iets of              iemand) doet

  • lijdend voorwerp (lv)
     Wat/Wie + wg + ow ?




  • naamwoordelijk gezegde (ng)
     zegt wat het onderwerp (iets of iemand) is
        - werkwoordelijk deel: 9       
           koppelwerkwoorden
        - naamwoordelijk deel: zet je tussen haken

  • meewerkend voorwerp (mv)
     Aan/Voor wie + wg + ow + lv?

  • bijwoordelijke bepaling (bwb)
     Overige ww in de zin. Geeft antwoord op       
     vragen als: Waar?, Wanneer?, Hoe?. enz. 

Slide 3 - Slide

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak. 
persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
naamwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
De lamborghini 
is
volgens kenners
nog altijd
de mooiste Italiaanse auto. 

Slide 4 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak. 
persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
naamwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Voorlopig
wil
de kunstenaar
dit mooie bronzen beeld
helaas
aan niemand 
verkopen

Slide 5 - Drag question

 H1 grammatica zinsdelen
Er zijn twee soorten wederkerende werkwoorden.

Verplicht wederkerend werkwoord
Hoort bij een wederkerend voornaamwoord (me, je)
Het wederkerend vnw hoort hier bij het WG: vergiste zich
Gaat om iets wat je alleen zélf kunt doen.

Toevallig wederkerend werkwoord
Hoort niet altijd bij een wederkerend vnw, het is iets wat je ook voor een ander kunt doen. 
Het wederkerend vnw hoort hier bij het LV: heb jij je vermaakt?

Slide 6 - Slide

Wat is de woordsoort van het groot gedrukte woord?

Mijn vader scheert zich met water en zeep
A
wederkerend voornaamwoord bij een verplicht wederkerend werkwoord
B
wederkerend voornaamwoord bij een toevallig wederkerend werkwoord
C
geen van beide

Slide 7 - Quiz

Wat is de woordsoort van het groot gedrukte woord?

De kinderen gedroegen zich voorbeeldig
A
wederkerend voornaamwoord bij een verplicht wederkerend werkwoord
B
wederkerend voornaamwoord bij een toevallig wederkerend voornaamwoord
C
geen van beide

Slide 8 - Quiz

 H4/H5 Grammatica Zinsdelen
Hoofdzin
Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar,
er passen geen andere zinsdelen tussen.
De persoonsvorm staat voor in de zin (1e of 2e plaats)
Bijzin
Tussen onderwerp en persoonsvorm kúnnen andere zinsdelen staan (bijv. het woordje 'niet')
De persoonsvorm staat vaak achterin de bijzin.

Slide 9 - Slide

Wat is de juiste structuur van de volgende zin?
hz = hoofdzin bz = bijzin

Ik kan die lamp niet repareren, maar ik kan wel een nieuwe lamp kopen.

Slide 10 - Open question

Wat is de juiste structuur van de volgende zin?

Wie als eerste over de finish is, wint het toernooi.

Slide 11 - Open question

Wat is de juiste structuur van de volgende zin?

Mijn moeder zei dat ik als baby altijd aan het lachen was.

Slide 12 - Open question

 H5/H6 Grammatica Zinsdelen
zinsdeelzinnen

1. Zoek de bijzin.
2. Vervang de bijzin door één woord (of woordgroep).
3. Ontleed de hoofdzin.
4. Het zinsdeel van het woord is ook de zinsdeelzin.





Slide 13 - Slide

Geef van de GROOTgedrukte woorden aan
of ze een zinsdeel zijn of een zinsdeelzin.

​ZOWEL DIEVEN ALS GEWELDPLEGERS worden van school gestuurd.
A
zinsdeel
B
zinsdeelzin

Slide 14 - Quiz

Geef van de GROOTgedrukte woorden aan
of ze een zinsdeel zijn of een zinsdeelzin.

Geloven jouw klasgenoten werkelijk WAT MIKE OVER HAAR VERTELT?
A
zinsdeel
B
zinsdeelzin

Slide 15 - Quiz

Benoem de zinsdeelzin.

Geloven jouw klasgenoten werkelijk WAT MIKE OVER HAAR VERTELT?
A
ow-zin
B
lv-zin
C
mv-zin
D
bwb-zin

Slide 16 - Quiz

Geef van de GROOTgedrukte woorden aan
of ze een zinsdeel zijn of een zinsdeelzin.

Jullie krijgen de cadeautjes uit Tsjechië, ZODRA IK THUIS BEN.

A
zinsdeel
B
zinsdeelzin

Slide 17 - Quiz

Benoem de zinsdeelzin.

Jullie krijgen de cadeautjes uit Tsjechië, ZODRA IK THUIS BEN.

A
ow-zin
B
lv-zin
C
mv-zin
D
bwb-zin

Slide 18 - Quiz

Benoem de bijzin.

De woordvoerder van de minister zei dat er vanmiddag een besluit genomen wordt?

A
ow-zin
B
mv-zin
C
lv-zin
D
bwb-zin

Slide 19 - Quiz

Benoem de bijzin.

Hoe ze dat het beste kunnen aanpakken is al helemaal duidelijk.

A
ow-zin
B
mv-zin
C
lv-zin
D
bwb-zin

Slide 20 - Quiz

Benoem de bijzin.

Omdat Gözde veel te weinig geslapen had, zat ze de hele les te dromen.

A
ow-zin
B
mv-zin
C
lv-zin
D
bwb-zin

Slide 21 - Quiz

In hoeverre begrijp je grammatica zinsdelen nu.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Opdracht deze les
Neem de theorie door. Kijk goed of je het begrijpt en of je nog vragen hebt. Schrijf op wat je niet begrijpt of waar je nog extra uitleg over wilt of mee wilt oefenen. 

Ga per hoofdstuk het kopje 'trainen' maken. 
Havo: De Brug, H5, H6
VWO: De Brug, H1, H5, H6

Slide 23 - Slide

Volgende lessen
Dinsdag 23 maart: oefentoets + vragen stellen

Woensdag 24 maart: laatste les voor repetitie. Fictie + vragen stellen

Slide 24 - Slide