Een tegenwoordig deelwoord (
fluitend liep hij naar school) kan ook als bijvoeglijk naamwoord.
De fluitende jongen liep snel door.
Je voegt hierbij een -e toe achter het tegenwoord deelwoord.
let op! Je houd je hierbij wel aan de regels voor het bijvoeglijk naamwoord: als je bij een "het" woord, "het" vervangt door "een", komt er geen -e achter.
De leerling gaf een ontwijkend antwoord.
De man vroeg naar een gebelde klant.