Verandering van de soortensamenstelling van een levensgemeenschap
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
BS 5.4 Veranderende ecosystemen
Successieis een proces waarbij binnen een bepaalde tijd een zichtbare verandering in de soortensamenstelling plaatsvindt binnen een habitat.
Op den duur ontstaat er een stabiele levensgemeenschap. Hierin blijft de soortensamenstelling gedurende een langere periode hetzelfde, dit noem je het climaxstadium.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Kenmerken van een pionierstadium
Beperkte biodiversiteit (weinig verschillende planten- en diersoorten)
Bodem bevat weinig plantenresten (humus), voedselarm
Planten blootgesteld aan grote schommelingen in abiotische factoren (temperatuur, lichtintensiteit, wind)
Meeste planten zijn eenjarig en overleven als zaadje en hebben weinig concurrentie van andere soorten
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Kenmerken van successie
Toename van biodiversiteit van zowel planten als dieren
Er ontstaat een gelaagde begroeiing (bodembedekkers, kruiden, struiken, bomen)
Eenjarigen worden vervangen door meerjarigen, kruiden door houtige gewassen
De bodem verandert van humusarm naar humusrijk (voedselrijkdom)
Netto toename van biomassa (door CO2-opname)
Slide 11 - Slide
Primaire successie
Ongestoorde ontwikkeling van pionierstadium tot climax
Eerst is bodemvorming nodig (verwering van rotsen) en humusvorming (organische resten) voordat er successie optreedt
Slide 12 - Slide
Vb. van successie: verlanding
Slide 13 - Slide
Secundaire successie
Na verstoring treedt (soms onvolledig) herstel op van het ecosysteem, gaat sneller dan primaire successie door aanwezigheid van humus in de bodem
Slide 14 - Slide
Herstel en secundaire successie na brand
Slide 15 - Slide
Kenmerken van een climax stadium
Grote variatie in climaxstadia door grote verschillen in bodem en klimaat (abiotische factoren)
Gesloten energiekringloop (assimilatie = dissimilatie), geen netto groei
Gedempte invloed van abiotische factoren (microklimaat)
Slide 16 - Slide
Verschillende climaxstadia
Slide 17 - Slide
Subclimaxstadium
ccds
De biodiversiteit is hoger in het subclimax stadium: streven bij natuurbeheer
Slide 18 - Slide
Evenwicht
Populaties leven in evenwicht met elkaar.
Bijv.: Konijnen en planten.
Meer konijnen -> minder planten -> minder konijnen -> planten kunnen terug groeien -> populatie konijnen stijgt weer.
Door een grote verandering (brand, ziekte, overstroming etc.) kan een evenwicht anders komen te liggen. Overgang naar andere situatie noem je het omslagpunt
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Video
Indicatorsoort
Soort dat kenmerkend is voor een bepaalde abiotische factor in een ecosysteem
VB: kom je deze plant (duindoorn) in de duinen tegen: je bent ten zuiden van Bergen aan Zee (kalkgrens), hij groeit op kalkrijke grond
Slide 22 - Slide
Eerste planten die zich vestigen op kale grond vormen een pionierstadium, herkenbaar aan indicatorsoorten als klaproos, slangenkruid, reseda, akkerdistel en anderen
Slide 23 - Slide
Hoe wordt de ontwikkeling van een pionierecosysteem naar een climaxecosysteem genoemd?
Slide 24 - Open question
Welk kenmerk hoort bij een pionier ecosysteem?
A
gelaagde vegetatieopbouw
B
humusrijke bodem
C
sterke schommelingen in abiotische factoren
D
grote biodiversiteit
Slide 25 - Quiz
Het herstel van de vegetatie na een natuurramp noemen we
A
primaire successie
B
secundaire successie
C
climax ecosysteem
D
pionier ecosysteem
Slide 26 - Quiz
Pioneersecosysteem
Climaxecosysteem
Sterk wisselende bodem
Kleine diversiteit aan soorten organismen
Een eenvoudig voedselweb
De productie is gelijk aan de afbraak
De kringlopen zijn gesloten
Vegetatie bestaat uit meerdere lagen
Meerjarige planten en 1 jarige planten
Een geringe Biomassa
Grote diversiteit aan organismen
Slide 27 - Drag question
Gradiëntecosysteem
De biodiversiteit is het grootst in het gebied waar twee ecosystemen in elkaar over gaan --> gradiëntecosysteem
Slide 28 - Slide
Modelleren van natuur
Modelleren: vereenvoudigde voorstellingen van de werkelijkheid maken en uitproberen (op de computer)
Uitvoeren van onderzoek -> duur en tijdrovend
Modelleren -> relatief goedkoop en snel
Gebruikt om bijv. impact van (a)biotische factoren te analyseren en voorspellen
Slide 29 - Slide
Modelleren van de natuur
Virtuele simulatie bv rond veranderingen in ecosystemen (voorspelling)
Slide 30 - Slide
evenwicht
Slide 31 - Slide
t is.
Slide 32 - Slide
Opdracht voor jullie!
In het volgende fragment zien we een veranderend ecosysteem.
Schrijf in je schrift de belangrijkste waarnemingen op.