3 Herhalingsheets + Oefentoets Electriciteit - V3

Vandaag
Herhaling + Oefentoets
  • Herhalingssheets
  • (deel van) Oefentoets maken in stilte
  • Nakijken


1 / 14
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vandaag
Herhaling + Oefentoets
  • Herhalingssheets
  • (deel van) Oefentoets maken in stilte
  • Nakijken


Slide 1 - Slide

Doel van deze les
  • Je hebt een overzicht van de stof en weet wat je nog moet oefenen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Tip bij alle opgaven en problemen:
  1. Maak voor jezelf een tekening! (van de schakeling b.v.)

  2. Schrijf alle gegevens die je weet bij de tekening
    (bij iedere weerstand en batterij, I, U en R, en P eventueel)

  3. Bedenk welke gegevens je uit kunt rekenen op basis van wat je weet. Keer terug naar stap 2. , totdat je je antwoord hebt. 

Slide 4 - Slide

Grootheden & Eenheden
in ROZE hoef je niet te weten (wel in 5 vwo)
Grootheid
symbool van grootheid
Eenheid
symbool van eenheid
Lading
Q
Coulomb
C
Stroom
I
Ampère
A = C/s
Spanning
U
Volt
           (= J/C)
Weerstand
R
Ohm
Energie
E
Joules
J     (= kg*m²/s²)
Vermogen
P
Watt
W = J /s
Ω
Leer uit het hoofd!
Ezelsbrug:

R van Resistance
E van Energie
P van Power

Slide 5 - Slide

Basisbegrippen
Lading = De bron van alle elektrische verschijnselen. Een fundamentele natuurkracht (net als b.v. zwaartekracht).
+ en -.  In een stroomkring stromen de negatieve (-) elektronen.
Atoomkern is positief geladen. Daaromheen de negatieve elektronen.

Stroom = De beweging van ladingen in één richting. Bij een stroomkring van + naar -. De elektronen gaan van - naar +.

Spanning = De krachtbron die de stroom laat lopen. Geleverd door de batterij of stopcontact.
Leer uit het hoofd!

Slide 6 - Slide

Symbolen
Batterij
Draad
Schakelaar
Lamp
Stroommeter (in serie aansluiten)
Voltmeter (parallel aansluiten)
Weerstand
Zoek ze zelf maar even op!
Haha.
Leer uit het hoofd!

Slide 7 - Slide

Meer spanning U -->                   
meer stroom  I                                        

Meer weerstand R -->
minder stroom  I

Dus                I = U / R

Anders geschreven:
R = U / I    en      U = I * R
       



                       R




U                                    I

Leer uit het hoofd!

Slide 8 - Slide

                                       Parallel





Stroom:      telt op:   

Want 'elektronen kunnen maar door 1 draad gaan'.
Meer weerstand in een draad, dan minder stroom daar.

Spanning:   overal gelijk: 

Weerstand 1 voelt dus een spanning van 20V, 
dus er gaat een stroom door van 20V/10ohm = 2 A,
en door de andere ook, dus:

Geleidbaarheid:  Geleidbaarheid telt op:

                                       Serie





Stroom:      overal gelijk:   


Spanning:   verdeelt zich in verhouding van weerstanden:


Weerstand 1 voelt dus een spanning van 10V, 
dus er gaat een stroom door van 10V/10ohm = 1 A

Weerstand:  Weerstand telt op: 


Alsof er één grote weerstand was van 20 Ohm

Itot=I1=I2=...
Utot=U1+U2+...
Gtot=G1+G2=101+101=102=51
Utot=U1=U2=...
Itot=I1+I2+...
Itot=I1+I2=2A+2A=4A
Rtot=R1+R2=10+10=20Ω
Rtot=Gtot1=511=5Ω
timer
5:00
Deze sheet staat op het scherm tijdens de toets.

Slide 9 - Slide

Vermogen van een stroomkring of weerstand:

P is vermogen in W (Watt = J/s)

               
Vermogen = Spanning * Stroom

Anders geschreven:

       



Leer uit het hoofd!
P=UI
I=UP
U=IP

Slide 10 - Slide

Vermogen & Energie
                                       Vermogen =  Energie /  Δt


Dus hoeveelheid energie verbruikt in een tijd 10s bij 25W:
 ΔE = P * Δt = 25W * 10s = 250Ws = 250J

Anders geschreven: 

1 kWh = 3,6*10⁶ J (= 3.600.000 J)
ΔE=PΔt
P=ΔtE
Δt=PE
Leer uit het hoofd!

Slide 11 - Slide

2 manieren!       Gebruik de basis: J en reken om,
                   of gebruik een slimme shortcut!
                 basis

             ΔE = P *Δt
                 met
             ΔE in J
               P in W
              Δt in s


       ΔE = 2200 W * 3600 s = 7,92*10⁶ J

   omrekenen als kWh gevraagd wordt:
                1 kWh = 3,6*10⁶ J

            7,92*10⁶ J / 3,6*10⁶ = 2,2 kWh
                 shortcut

                ΔE = P *Δt
                    met 
                ΔE in kWh
                  P in kW
                 Δt in h

        
        ΔE = 2,2 kW * 1 h = 2,2 kWh

        Begrijp:  1kWh = 1 kW keer 1 h

         (dus zeg nooit: kW per uur !!!)



13:05

Slide 12 - Slide

Oefentoets maken - Alleen in Stilte


  • 20 min in stilte aan werken
  • voor vragen kom naar voren
  • je mag het boek erbij houden (op de toets niet)
  • na 20 min: De helft nakijken
timer
20:00
10:40

Slide 13 - Slide