What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
Domein M: Molecuul en celniveau
Domein M:
Molecuul en celniveau
1 / 59
next
Slide 1:
Slide
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
This lesson contains
59 slides
, with
text slides
and
9 videos
.
Lesson duration is:
80 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Domein M:
Molecuul en celniveau
Slide 1 - Slide
BINAS 78
Slide 2 - Slide
BINAS 79C
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
biologiepagina.nl
Slide 5 - Link
biologiepagina.nl
Slide 6 - Link
biologiepagina.nl
Slide 7 - Link
BINAS 79B
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Slide 10 - Video
BINAS 71G en 71J
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Genetische
modificatie
Eigenschappen veranderen of inbouwen door genen te veranderen
(recombinant DNA techniek)
BINAS 71M1
Slide 13 - Slide
Celmembraan BINAS 79D
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Osmose in dierlijke cellen
Slide 19 - Slide
Osmose bij planten.
Slide 20 - Slide
biologiepagina.nl
Slide 21 - Link
Slide 22 - Video
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Video
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
Slide 30 - Slide
Fotosynthese
Slide 31 - Slide
Huidmondjes
Planten ademen via hun huidmondjes
Overdag verbruikt de plant veel CO2 voor
fotosynthese
, dus is de concentratie CO2 in de plant laag --> CO2 komt door de huidmondjes het blad in
Overdag produceert de plant veel zuurstof uit
fotosynthese
, dus de concentratie O2 in de plant is hoog --> O2
gaat door de huidmondjes het blad uit.
Slide 32 - Slide
Haploïd/ diploïd
Geslachtscellen: van elk chromosoom één exemplaar (
haploïd
)
Na bevruchting (dus in elke lichaamscel): van elk chromosoom 2 exemplaren (
diploïd
)
Slide 33 - Slide
Homoloog
Je hebt 2 versies van elk chromosoom. Eén van je vader en één van je moeder.
Dit zijn
homologe chromosomen
.
Er zitten dezelfde
genen
op, maar niet altijd dezelfde
allelen
.
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Allel
Van genen kunnen verschillende versies bestaan.
Een versie van een gen heet een
allel
.
Een diploïde cel heeft dus altijd twee allelen van elk gen, op elke chromosoom één.
De allelen op twee homologe chromosomen kunnen hetzelfde zijn (
homozygoot
) of verschillende (
heterozygoot
)
Slide 36 - Slide
Autosomen/ geslachtschromosomen
Geslachtschromosomen
: het chromosomenpaar dat het geslacht bepaalt XX, XY bij mensen.
Autosomen
: alle andere chromosomen.
Slide 37 - Slide
Genotype
Combinatie van de allelen van een individu.
Je
genotype
bepaalt je
erfelijke eigenschappen
- dat wat
aangeboren
is.
Slide 38 - Slide
Fenotype
De uiteindelijke,
waarneembare
eigenschappen van een individu: wordt bepaald door het genotype in combinatie met het
milieu
.
Bijvoorbeeld: krullend haar/ suikerziekte/ bloedgroep A/ intelligentie.
Slide 39 - Slide
Dominant/ recessief
Een
dominant
allel zie je altijd terug in het fenotype (ook als er maar één dominant allel is).
Een dominant allel noteer je met een
HOOFDLETTER
.
Slide 40 - Slide
Dominant/ recessief
Een
recessief
allel zie je alleen terug in het fenotype als er geen dominante allelen aanwezig zijn.
Een recessief allel noteer je met een
kleine letter
.
Slide 41 - Slide
Homozygoot
Een individu met twee
dezelfde
allelen is
homozygoot
.
Twee dominante allelen of twee recessieve allelen.
Genotype is
AA
(homozygoot dominant) of
aa
(homozygoot recessief).
Kan alleen A of a doorgeven.
Slide 42 - Slide
Heterozygoot
Een individu met twee
verschillende
a
llelen is
heterozygoot
.
Een dominant en een recessief allel.
Genotype is
Aa
.
Dit individu kan allel A of allel a doorgeven aan volgende generatie.
Slide 43 - Slide
Drager
Een heterozygoot individu heeft het dominante fenotype maar is drager van het recessieve allel.
Hij/zij kan dus wél het recessieve allel doorgeven en zorgen voor recessieve fenotype in de voldoende generatie.
Slide 44 - Slide
Stamboom
In een stamboom let je goed op de legenda.
Man
Vrouw
Slide 45 - Slide
Stamboom
Om te zoeken naar welk allel dominant is:
Ga je in een stamboom op zoek naar een kind met een afwijkend fenotype van de ouders.
Je weet dan de genotypes van ouders (Aa) en kind (aa).
Slide 46 - Slide
X-chromosomle overerving
Allelen op het X chromosoom erven anders over omdat een man maar één X-chromosoom heeft. Daarom geldt:
Mannen met 1 recessief allel hebben meteen de recessieve eigenschap
Mannen erven X-chromosomale eigenschappen altijd
alleen
van hun moeder over (van vader krijgen zij een Y-chromosoom)
Vrouwen erven het X chromosoom van hun vader (+ een van moeder), met de allelen die daar op liggen.
Notatie: X
A
en X
a
Slide 47 - Slide
Stamboom X-chromosomaal
Een jongen erft altijd het X chromosoom van moeder én bij hem geldt fenotype = genotype
Een meisje erft altijd het X chromosoom van vader. Heeft de vader het dominante fenotype dan alle dochters ook.
Slide 48 - Slide
Slide 49 - Slide
Multipele allelen
Voor sommige eigenschappen (genen) zijn er meer dan 2 allelen (varianten):
multipele allelen
.
Er kan dan ook sprake zijn van onvolledige of
co-dominantie, bijv.
bij twee van de drie allelen, de derde is dan recessief.
Slide 50 - Slide
Multipele en Co-dominant overerving
I
A
I
A
Bloedgroep A
I
A
i
Bloedgroep A
I
B
I
B
Bloedgroep B
I
B
i
Bloedgroep B
I
A
I
B
Bloedgroep AB
ii
Bloedgroep nul
Belangrijk voorbeeld: bloedgroepen.
Notatie:
IA, IB, i
IA en IB zijn
co-dominant
i is recessief
Slide 51 - Slide
Letale allelen
Soms zijn allelen zo afwijkend dat een individu die twee (recessief) of zelfs maar één (dominant) van deze allelen heeft niet levensvatbaar is.
Dit noem je
letale
allelen.
Letale = dodelijke.
Slide 52 - Slide
Dihybride kruisingen
Letten op 2 eigenschappen/ genen tegelijk.
Onafhankelijke dihybride overerving
:
Genen liggen op
verschillende
chromosomen liggen.
Gekoppelde dihybride overerving
:
Genen liggen op hetzelfde chromosoom en erven samen over.
Slide 53 - Slide
Slide 54 - Slide
Evolutie: veranderen van soorten
1. Mutaties en recombinatie zorgen voor
genetische variatie
in een populatie.
2. Individuen met een hoge
fitness
(gunstige allelen) in de omstandigheden waarin ze leven zullen meer nakomelingen krijgen (
selectie
).
3. De gunstige allelen zullen meer gaan voorkomen in volgende generatie (
survival of the fittest/overerving
).
--> Dit kan er toe leiden dat een populatie een bepaalde richting in verandert die gunstiger is binnen de omstandigheden (
adaptatie
).
Slide 55 - Slide
Soortsvorming: Hoe ontstaan soorten?
Twee populaties van dezelfde soort raken van elkaar gescheiden en planten niet meer
onderling voort
(
reproductieve isolatie
)
Populaties kunnen genetisch zo van elkaar gaan verschillen (door mutaties én selectiedruk) dat ze geen vruchtbare nakomelingen meer kunnen krijgen.
--> Er zijn twee nieuwe soorten ontstaan.
Slide 56 - Slide
Stambomen
Evolutionaire stamboom
: geeft aan hoe de soorten in de tijd zijn ontstaan en welke soorten gemeenschappelijke voorouders hebben.
Slide 57 - Slide
Slide 58 - Slide
Slide 59 - Slide
More lessons like this
5.3 Stamboomonderzoek dl1
May 2023
- Lesson with
44 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
9.2 Stamboomonderzoek
June 2022
- Lesson with
35 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
9.2 Stamboomonderzoek
May 2023
- Lesson with
36 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
thema 3 Erfelijkheid
5 days ago
- Lesson with
115 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
5.3: Stamboomonderzoek dl2
May 2023
- Lesson with
33 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Vooruitblik 9.3
2 days ago
- Lesson with
24 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
5.4 Meer genen in het spel
May 2023
- Lesson with
34 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Erfelijke eigenschappen: overerving en ethiek
May 2023
- Lesson with
20 slides