Mavo 2. Samenhang tekst

Wat doen wij vandaag
  • H3 Lezen:  Verbanden en signaalwoorden
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat doen wij vandaag
  • H3 Lezen:  Verbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Wat leer ik vandaag:


Samenhang in teksten
Verbanden en signaalwoorden

Slide 2 - Slide

Samenhang in teksten - signaalwoorden
Met dit abonnement heb je een onbeperkt aantal MB's om te internetten, maar je kunt maar 30 minuten bellen.
Je kunt met deze telefoon mooie foto's maken. Hij heeft echter maar weinig opslagruimte. 

Deze signaalwoorden geven een tegenstelling aan.

Slide 3 - Slide

Tekstverbanden & Signaalwoorden
Samenhang van een tekst heet tekstverband
Signaalwoorden geven aan op welke manier de woorden, zinnen en alinea's met elkaar samenhangen. Door te letten op de tekstverbanden begrijp je de tekst beter

Slide 4 - Slide

Samenhang in teksten - signaalwoorden
Een filmpje over het verband tegenstelling.

Slide 5 - Slide

Maak opdracht 2 en 3 online

Blz: 69
timer
20:00

Slide 6 - Slide

Wat weet je nog?

Onderwerp en deelonderwerp
> Hoe vind je het?

Hoofdzaken en bijzaken
> Wat is het?
> Hoe herken je het?

Slide 7 - Slide

Onderwerp en deelonderwerp
Onderwerp =  waar de tekst over gaat
Deelonderwerp  = waar een deel van de tekst (één of meer alinea's) over gaat.

Slide 8 - Slide

DEELONDERWERPEN
In een tekst kunnen verschillende dingen over een onderwerp gezegd worden.
Deze kleinere aspecten (onderdelen) van het onderwerp zijn deelonderwerpen.

Meestal wordt er in één alinea één deelonderwerp behandeld.

Slide 9 - Slide

Uitleg 
Hoofdgedachte: in een zin zeggen waar de tekst over gaat. Vaak te vinden in de inleiding of het slot.
Hoofdzaken: waar het om draait. 
Bijzaken: extra informatie bij hoofdzaken zoals voorbeelden.
Kernzinnen: de belangrijkste zin in een alinea

Slide 10 - Slide

Hoofd- en bijzaken
Waar kun je hoofdzaken vinden?

1. In de titel en de tussenkopjes. 
2. In de belangrijkste zinnen van een alinea. Deze staan vaak vooraan of achteraan in een alinea.

Kijk eens naar de volgende video.

Slide 11 - Slide

Tekstdoelen
De schrijver van een tekst heeft altijd een doel. Dit noemen we het tekstdoel.
Het tekstdoel geeft aan wat de schrijver met zijn tekst wil bereiken.


Slide 12 - Slide

persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 13 - Slide

Werkwoorden in de verleden tijd (vt).
Sterke werkwoorden: werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen. Ik sliep vannacht erg fijn.

Zwakke werkwoorden: werkwoorden die in de verledentijd niet van klank veranderen. Ik snurkte vannacht erg hard.

Slide 14 - Slide

Blz: 32 H1 Taalverzorging
Maak opdracht 1,2 en 3

Slide 15 - Slide