grammatica 2-lv en een beetje mw. vw.

Grammatica

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica

Slide 1 - Slide

-
Herhalen: Hoe vind je een onderwerp en werkwoordelijk gezegde in de zin?

We leren:
-Wat is een lijdend voorwerp?
-Wat is een meewerkend voorwerp?
-Hoe herken je ze in de zin?

Slide 2 - Slide

  • Wat is redekundig ontleden?
  • Uit hoeveel woorden bestaat het   onderwerp in de zin?
  • Je hebt een ww. gezegde en een.... gezegde?
  1.  Durf jij daar te blijven staan?
  2. Zijn voorstel keurde het bestuur niet goed.
  3. Loop toch eens door!


Zoek onderwerp en werkwoordelijk gezegde
Je krijgt straks een vraag te zien.
Ik draai aan het rad. Komt de letter van je voornaam langs (dat kunnen meerdere leerlingen zijn) dan moeten zij de vraag beantwoorden

Slide 3 - Slide

Je spijkerbroek een versleten look geven.
Wat heeft dit 
plaatje met redekundig ontleden te maken?

Slide 4 - Slide

  • Hoe vind je een lijdend voorwerp?
  • Welke vraag moet je stellen?
  • Hoe vind je een meewerkend voorwerp?
  • Wat zegt het filmpje hierover?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Welke stappen moet je nemen om het lijdend voorwerp in een zin te kunnen vinden?
Maak een stappenplan!

Slide 7 - Slide

  • Zoek eerst wwg=alle werkwoorden in de zin.
  • Vraag dan wie of wat+wwg= onderwerp. Of verander pv van getal. Onderwerp verandert dan mee.
  • Vraag Wie/Wat + ow+ wwg = lijdend voorwerp. 1.In zinnen waar iets of iem.  iets overkomt . 2.Persoon die iets overkomt of voorwerp dat iets ondergaat.
  • Als er een voorzetsel aan het begin van een zinsdeel staat, is het zinsdeel nooit een lijdend voorwerp.
Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Slide 8 - Slide


  • Is meestal een persoon, soms een ding. Geeft aan voor wie is bestemd is. Bij ww. als vertellen/geven/overhandigen.
  • Je zoekt eerst pv/wwg - ow - lv en dan mw. vw.
  • Het meewerkend voorwerp kan beginnen met AAN of VOOR. Het is vaak een persoon die iets krijgt of ontvangt.
  • Vraag: aan wie/wat + ow + wwg + lv
  • OF: voor wie/wat + ow + wwg + lv


Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Slide 9 - Slide

  1. Wij maakten vanochtend snel ons huiswerk. 
  2. Ik vertelde hem die leuke grap.
  3. Aron is gisteravond naar de film geweest.
  4. Waarom laat die presentator van die show zijn gasten nooit uitpraten?
  5. In een pantserwagen voerden de agenten alle demonstranten af.

Oefenen
met
wwg
ow
lv
timer
3:00

Slide 10 - Slide

1) Wij maakten vanochtend snel ons huiswerk.
2) Ik vertelde hem die leuke grap.
3) Aron is gisteravond naar de film geweest.
4) Waarom laat die presentator van die show zijn gasten nooit uitpraten?
5) In een pantserwagen voerden de agenten alle demonstranten af.


Oefenen
met
wwg
ow
lv
ow

wwg

lv

Slide 11 - Slide

Ga naar Google Classroom
Open: Redekundig ontleden
Oefenen 
wwg
ow
lv
mw.vw.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link