H3d P2 les 10- BZL (8-12-2020)

Mevrouw van der Biezen
¡Bienvenidos!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Mevrouw van der Biezen
¡Bienvenidos!

Slide 1 - Slide

Kennistoets PA TB Capítulo 2
  • Woordjes 2.1,2.2, 2.3,2.4 (WB Deel A p. 92,93)
  • Frases clave E (TB p. 22)
  • Frases clave J (TB p. 27)

Grammatica: 
  • Pret. perfecto
  • Pret. indefinido 
  • ser y estar 
  • ir a + infinitivo 
  • interrogativos

Praktische opdracht 


Sollicitatiebrief schrijven 
  • QS p. 28-35

Slide 2 - Slide

El programa
  • Corregir los deberes
  • Pretérito perfecto
  • Vocabulario 
  • Frases clave 
  • Ser vs estar 

Slide 3 - Slide

Corregir los deberes

Texto: ¡Sevilla se viste de fiesta!

PA TB p.24/25 
PA WB p. 71 y 72 Ejercicio 23 & p. 72/73 Ejercicio 24


Slide 4 - Slide

Corregir los deberes
Paso Adelamte Werkboek A
  • p. 62  Ejercicio 12 (bijvoeglijknaamwoord)
  • p. 63 Ejercicio  13 (ser/estar)

Slide 5 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
  • Staat in het Spaans (bijna) altijd achter het zelfstandig naamwoord
  • Past zich aan aan het zelfstandig naamwoord (mnl/vrl enk/mv)

vb. La chica bonita                 vb. Las chicas bonitas

vb. El chico guapo                  vb. Los chicos guapos

Slide 6 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

Let op (1)! 
Het bijvoeglijk naamwoord komt (bijna) altijd ACHTER het zelfst.nw. Tenzij het om een hoeveelheid gaat (mucho, poco etc.), dan staat het ervoor!

Tengo una casa bonita.  (Ik heb een mooi huis)
Tengo muchas casas.     (Ik heb veel huizen)

Slide 7 - Slide




yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
SER (zijn)
persoonsvormen

soy (ik ben)
eres (jij bent)
es (hij, zij is/ u bent)(ev)

somos (wij zijn)
sois (jullie zijn)
son ( zij zijn, u bent) (mv)
vervoeging

Slide 8 - Slide




yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
ESTAR (zijn)
persoonsvormen

estoy 
estás 
está 

estamos
estáis
están

vervoeging

Slide 9 - Slide

SER
  • naam: Soy José.
  • afkomst: Somos de Holanda.
  • nationaliteit: Es español.
  • beroep: Mi padre es profesor.
ESTAR
  • Om aan te geven waar iets zich bevindt. In het Nederlands: het ligt/het staat...

  1. Los libros están en la mesa.
  2. Madrid está en España.

Slide 10 - Slide

Vertaal:
1. el encuentro 2. wachten 3. chocar
4. sinds 5. aparecer 6. kinderachtig
7. seguramente 8. het berichtje 9. tardar
10. el paseo

Slide 11 - Open question

1.Wat is de pretérito perfecto?
2.Hoe vorm je de pretérito perfecto?
3. Wanneer gebruik je de pretérito perfecto?




Pretérito Perfecto

Slide 12 - Slide

¿Cuándo se usa el pretérito perfecto?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

¡A trabajar!
Haz los ejercicios de gramática: 

  • WB p.77/78, Ejercicio 29 (verbos en presente y en pretérito perfecto)
  • QS. p.51/52 Ejercicio 13

Klaar?
  • leren vocabulario 2.2 & frases clave E





timer
20:00

Slide 17 - Slide