What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
Verbindingswoorden
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Verbindingswoorden
Verbindingswoorden worden ook wel signaalwoorden of voegwoorden genoemd. Ze geven het verband aan tussen woordgroepen, zinsdelen, zinnen en alinea’s.
Slide 2 - Slide
Doel van de les
Je kunt verbindingswoorden herkennen.
Je kunt naast korte zinnen ook langere zinnen maken door verbindingswoorden te gebruiken.
Je gebruikt dan een komma en zet deze vóór het verbindingswoord.
Geen komma bij 'en' /'of'
Slide 3 - Slide
Verbindingswoorden
en
maar
omdat
want
terwijl
dus
zodat
zodra
of
als
doordat
nadat
Denk aan tekstverbanden
( begrijpend lezen )
!!!!
Slide 4 - Slide
Samenvoegen van zinnen
Je kunt korte zinnen samenvoegen met een verbindingswoord!
Voorbeeld:
De meisjes spelen vaak samen. Ze zijn goede vriendinnen.
De meisjes spelen vaak samen
,
want
zij zijn goede vriendinnen.
De meisjes spelen vaak samen
,
omdat
zij goede vriendinnen zijn.
nog een:
Ilse kan niet pinnen. Haar saldo is te laag.
Ilse kan niet pinnen
,
want
haar saldo is te laag.
Ilse kan niet pinnen
,
omdat
haar saldo te laag is.
Slide 5 - Slide
Verbindingswoorden en komma
Voor welke twee verbindingswoorden komt meestal
geen
komma?
en / of
Toen
ik naar de winkel ging, kwam ik de buurvrouw tegen.
Wat valt op?
Er komt een komma tussen de twee persoonsvormen.
Slide 6 - Slide
Je schrijft een komma:
vóór verbindingswoorden
tussen twee persoonsvormen
tussen delen van opsomming
Slide 7 - Slide
Hoe mag je verbindingswoorden ook noemen? (Meer antwoorden goed)
A
signaalwoorden
B
verwijswoorden
C
voegwoorden
D
werkwoorden
Slide 8 - Quiz
Piet wil cola en vla, maar dat mag niet.
Hoeveel verbindingswoorden zie je ?
A
0: geen
B
1: maar
C
2: en + maar
D
3: wil + en + maar
Slide 9 - Quiz
Wat doen verbindingswoorden?
A
Ze verbinden inleiding, kern en slot
B
Ze verbinden woorden, woordgroepen, zinnen en alinea's
C
Ze verbinden werkwoorden met elkaar
D
Ze verwijzen terug naar iets wat eerder genoemd is in een zin
Slide 10 - Quiz
Waar staat in deze zin de komma?
Omdat ik laat was, moest ik wachten.
A
voor het verbindingswoord
B
tussen 2 persoonsvormen
Slide 11 - Quiz
Wanneer gebruik je GEEN komma?
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Voor de woorden 'en' en 'of'
C
In een opsomming
D
Voor verbindingswoorden
Slide 12 - Quiz
Waar of niet waar?
En, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus zijn verbindingswoorden.
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quiz
Wat zijn verbindingswoorden?
A
en, maar, omdat
B
werken, eten, slapen
C
leuk, klein, groen
D
die, dat, wat
Slide 14 - Quiz
Toen ik eindelijk mijn huiswerk af had, kon ik niet meer naar het feest, want de bus was al weg.
Wat zijn de verbindingswoorden in deze zin?
A
toen, kon
B
toen, want
C
kon, want
D
toen, want, kon
Slide 15 - Quiz
Welk verbindingswoord gebruik je?
Ik bleef thuis, ... ik me niet lekker voelde.
maar
nadat
en
omdat
Slide 16 - Poll
Welk verband is dit?
Ik bleef thuis, omdat ik me niet lekker voelde.
A
reden
B
tegenstelling
C
toevoeging
D
tijd
Slide 17 - Quiz
Welk verbindingswoord gebruik je?
... hij zijn huiswerk had gemaakt, ging hij buiten spelen.
maar
nadat
en
omdat
Slide 18 - Poll
Welk verband is dit?
Nadat hij zijn huiswerk had gemaakt, ging hij buiten spelen.
A
reden
B
tegenstelling
C
toevoeging
D
tijd
Slide 19 - Quiz
Welk verbindingswoord gebruik je?
Hij trainde elke dag heel hard, ... hij won de wedstrijd helaas niet.
maar
nadat
en
omdat
Slide 20 - Poll
Welk verband is dit?
Hij trainde elke dag heel hard, maar hij won de wedstrijd helaas niet.
A
reden
B
tegenstelling
C
toevoeging
D
tijd
Slide 21 - Quiz
Welk verbindingswoord gebruik je?
Hij maakte ontbijt ... zette koffie voor ons allebei.
maar
nadat
en
omdat
Slide 22 - Poll
Welk verband is dit?
Hij maakte ontbijt en zette koffie voor ons allebei.
A
reden
B
tegenstelling
C
toevoeging
D
tijd
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Slide
More lessons like this
Verbindingswoorden
May 2020
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
verbindingswoorden
May 2020
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
formuleren en fictie
June 2020
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
H1a Formuleren cursus 6 par 1 Zinnen correct begrenzen, par 2 Verbanden tussen zinnen
February 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Formuleren H1 - Zinnen correct begrenzen
November 2021
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Les 36 | Formuleren
February 2022
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Zinnen onjuist begrenzen
January 2025
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Formuleren H.1 zinnen correct begrenzen
October 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1