This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Spreekwoorden en gezegden
Slide 1 - Slide
Programma
Theorie +/- 5 min
Zelfstandig aan de slag +/- 35 min
Reflectie +/- 5 min
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
Weet je meer over spreekwoorden en gezegden
Ken je het verschil benoemen tussen spreekwoorden en gezegden
Slide 3 - Slide
Theorie
Spreekwoorden en gezegden zijn beide vaste uitdrukkingen in de Nederlandse taal, maar ze verschillen in structuur en inhoud.
Slide 4 - Slide
Spreekwoorden
Zijn complete zinnen in de tegenwoordige tijd.
Bevatten vaak een algemene waarheid of levensles.
Zijn onveranderlijk, de woorden en volgorde blijven hetzelfde.
Voorbeelden: Wie a zegt, moet ook b zeggen en , De aanhouder wint.
Slide 5 - Slide
Gezegden
Zijn zinsdelen, geen complete zinnen.
Bevatten geen werkwoord.
Hebben vaak een figuurlijke betekenis, maar geen wijsheid.
Voorbeelden: "met hart en ziel", "op de valreep".
Slide 6 - Slide
Betekenis?
Om een spreekwoord of gezegden in een woordenboek te vinden, zoek je op het belangrijkste zelfstandig naamwoord van het spreekwoord. Als er geen zelfstandig naamwoord in voorkomt, zoek dan op het belangrijkste woord in het spreekwoord.
Slide 7 - Slide
Een spreekwoord is:
A
een grapje
B
een korte zin met een waarheid of wijsheid
C
slechte woorden/schelden
D
iets wat letterlijk wordt bedoeld
Slide 8 - Quiz
Spreekwoorden hebben een...
A
letterlijke betekenis
B
figuurlijke betekenis
Slide 9 - Quiz
Instructie
Wat: Ga zitten in groepjes van 4
Hoe: Tafels tegen elkaar
Tijd: 1 min
Hulp: klasgenoten
Klaar: rustig gaan zitten
timer
1:00
Slide 10 - Slide
Welke, gezegden, spreekwoorden en uitdrukkingen herken jij?