Word order

Word Order & Any, Some, Much, Many
b1k & b1g
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Word Order & Any, Some, Much, Many
b1k & b1g

Slide 1 - Slide

Word order
Bij word order heb je altijd de standaard woordvolgorde, deze is als volgt: Wie doet wat waar wanneer
Wie = onderwerp (persoon)
doet = alle werkwoorden
wat = leidend / meewerkend voorwerp
waar = plaats
wanneer = tijd

 

Slide 2 - Slide

Word order
Plaats en tijd komen altijd achteraan in de zin
Eerst de plaats en dan de tijd  -> p komt voor de t in het alfabet 

Plaats komt dus altijd voor tijd te staan

I did homework at my desk all weekend. 
At my desk = plaats | All weekend = tijd

Slide 3 - Slide

Word order
Ook heb je adverbs of frequency. Dit zijn bijwoorden
Bijwoorden zijn woorden die aangeven hoe vaak iets gebeurt. 
Bijv: Always, never, sometimes, usually, often 

Deze kunnen op drie verschillende plekken in de zin staan. Je kijkt naar het werkwoord om de plaats te bepalen. 


Slide 4 - Slide

Word order
1.  Het bijwoord komt na het werkwoord (bij to be: am/are/is/was/were)
My sister is never home.

2. Het bijwoord kan ook voor het werkwoord staan (bij alle andere werkwoorden)
My sister always dances after school.

3. Het bijwoord kan ook tussen twee werkwoorden in (als er twee werkwoorden in de zin staan)
My sister has never bought new dancing shoes.







Slide 5 - Slide

What is the correct word order?
A
wat doet wie waar wanneer
B
wanneer doet wat waar wanneer
C
wie doet wat waar wanneer
D
wat doet waar wat wanneer

Slide 6 - Quiz

Word order

Which comes first?
A
time
B
place

Slide 7 - Quiz

Choose the sentence with the correct word order.
A
My sister got married last year.
B
Last year my sister got married.
C
Both are correct, no difference in meaning.
D
Both are correct, there is a difference in meaning.

Slide 8 - Quiz

Choose the sentence with the correct word order.
A
I met her in town yesterday.
B
I met her yesterday in town.
C
I yesterday met her in town.
D
I met yesterday her in town.

Slide 9 - Quiz

Correct word order:
celebrate - I - in the garden - my birthday - tonight.

Slide 10 - Open question

Correct word order:
to New York - I - this autumn - a trip - organised.

Slide 11 - Open question

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met.

Slide 12 - Open question

Some, any, much & many
Some & any betekenen allebei “een paar” of “wat”. Er zijn bepaalde regels voor het gebruik van some & any. 


Slide 13 - Slide

Some, any, much & many
Much & many beteken allebei “veel”. Er zijn ook bepaalde regels voor het gebruik van much & many. 

Slide 14 - Slide

Some, much, many and any
"How ....... groups are there?"
A
Some
B
Much
C
Many
D
any

Slide 15 - Quiz

Some, any, much or many?
Do you have ___ tea left?
A
much
B
any
C
some
D
many

Slide 16 - Quiz

Some, Any, Much or Many?
How ................ books have you got?
A
some
B
any
C
much
D
many

Slide 17 - Quiz