Stoornissen

Stoornissen 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
TPHBOStudiejaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Stoornissen 

Slide 1 - Slide

Hoe dachten de mensen vroeger dat psychische stoornissen ontstonden?
A
Door geesten en demonen
B
Door de omgeving
C
Door de goden

Slide 2 - Quiz

Wat is het medisch model?
A
Standpunt dat psychische stoornissen een interactie vormen tussen biologische, gedragsmatige, cognitieve, ontwikkelings- en sociaal-culturele vormen.
B
Standpunt dat psychische stoornissen ziekten zijn die, net als lichamelijke ziekten, een oorzaak en behandeling vereisen.

Slide 3 - Quiz

Hallucineren is een zintuigelijke beleving die niet overeenkomt werkelijkheid en kan op een psychische stoornis wijzen. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

De psychische functies van de hersenen zijn afhankelijk van een zeer gevoelig evenwicht tussen chemische stoffen en neurale circuits. Waar/ Niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Op welke subtielere kenmerken letten klinisch psychologen die eveneens kunnen wijzen op psychische stoornissen?
A
onvoorspelbaarheid en zenuwachtigheid
B
Compulsief en dwangmatigheid
C
onaangepastheid en irrationaliteit

Slide 6 - Quiz

Wat is een Obsessief Compulsieve stoornis?
A
Psychotische stoornis die wordt gekenmerkt door verstoring van gedachten, percepties en/pf emoties.
B
Angststoornis die wordt gekenmerkt door een pathologische angst voor een specifiek object of een specifieke situatie
C
Stoornis die gepaard gaat met ernstige verstoringen in de perceptie, het rationele denken of het affect.
D
Aandoening die zich kenmerkt door patronen van aanhoudende ongewenste dwanggedachten en/of-gedragingen

Slide 7 - Quiz

Wat is Schizofrenie?
A
Angst voor openbare plaatsen en open ruimten: komt vaak voor bij patiënten met een paniekstoornis.
B
Psychische stoornis die wordt gekenmerkt door verstoring van gedachten en/of emoties.
C
Vorm van depressie waarvan men aanneemt dat ze wordt veroorzaakt door een gebrek aan zonlicht
D
Vorm van angst waarbij men bang is voor kleine ruimtes.

Slide 8 - Quiz

Waar of niet waar? Mannen worden vaker getroffen door Schizofrenie dan vrouwen

Slide 9 - Open question

Wat is een mogelijke oorzaak van Schizofrenie?
A
Falende ouders
B
Een verdrongen trauma uit de jeugd
C
Als een van jouw ouders het ook heeft
D
Een fundamentele fout in de hersenen

Slide 10 - Quiz

Bij welk geslacht komen depressies vaker voor?
A
Mannen
B
Vrouwen

Slide 11 - Quiz

Wat is een gegeneraliseerde angststoornis?
A
Een verstoring die wordt gekenmerkt door paniekaanvallen die geen verband houden met gebeurtenissen die het individu op dat moment ervaart
B
Angst voor openbare plaatsen en open ruimten
C
Een psychologisch probleem dat wordt gekenmerkt door hardnekkige en algemene gevoelens van angst zonder externe oorzaak.
D
Angststoornis die wordt gekenmerkt door een pathologische angst voor een specifiek object of een specifieke situatie.

Slide 12 - Quiz

Waar ben je bang voor als je een arachnofobie hebt?
A
Irrationele angsten voor normale sociale situaties
B
Hoogtes
C
spinnen
D
Diepte (zee en/of oceaan) 

Slide 13 - Quiz

Wat is de oorzaak van fobieën? 
A
Angsten worden aangeleerd en mensen hebben een biologische aanleg   
B
Er is geen oorzaak. Je kunt altijd op ieder moment een fobie ergens voor krijgen 

Slide 14 - Quiz

Welke ontwikkelingsstoornissen ken je ?

Slide 15 - Open question

Waar staat ADHD voor ?

Slide 16 - Open question

60.000 tot 100.000 hebben de diagnose van ADHD
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Wat zijn de kenmerken van ADHD?

Slide 18 - Open question

Ervaren mannen en vrouwen dezelfde symptomen bij psychische stoornissen?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Wat is geen symptoom van ernstige depressie?
A
Onopzettelijke duidelijk gewichtsverlies of toename
B
Slaapklachten
C
Vermindering van het vermogen om te denken of te concentreren
D
Hyperactiviteit

Slide 20 - Quiz


Hoeveel mensen worden in hun leven geconfronteerd met psychische problemen?




Van de totale volwassen Nederlandse bevolking, hoeveel zijn er in hun leven geconfronteerd met een depressie?


A
1 op 7
B
1 op 10
C
1 op 3
D
1 op 12

Slide 21 - Quiz