03/02/2023 2B Samengestelde zinnen - ww




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


Mevrouw Duinhouwer
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


Mevrouw Duinhouwer

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
  • Uitleg werkwoorden in samengestelde zinnen
  • Lezen of verder werken aan je schrijfopdracht

De stof voor de toets Grammatica staat in SOM (maandag 20 februari)






Slide 2 - Slide

Deadlines schrijfopdrachten
Alle schrijfopdrachten moeten in je portfolio ge-upload zijn.

Inleverdata:
E-mail                           : vandaag in je portfolio
Column                        : vandaag afronden en in je portfolio
Overtuigende tekst: vrijdag 3 februari
Nieuwsartikel           : vrijdag 10 februari








Slide 3 - Slide

Grammatica

Slide 4 - Slide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
VORIGE LES: Zinsdeelzinnen

Een bijzin is altijd een zinsdeel van de hoofdzin. En omdat dit een zin is, noemen we dit een zinsdeelzin.

1. Zoek de bijzin.
2. Vervang de bijzin door één woord (of woordgroep).
3. Ontleed de hoofdzin.
4. Het zinsdeel van het woord is ook de zinsdeelzin.

We kennen de volgende zinsdeelzinnen: 
Onderwerpszin (ow-zin) 
Lijdend voorwerpszin (lv-zin)
Naamwoordelijk deelzin (nw.deel-zin)
Meewerkend voorwerpszin (mv-zin)
Voorzetselvoorwerpszin (vv-zin)
Bijwoordelijke bijzin (bwb-zin)

Slide 5 - Slide

Samengestelde zinnen
Elke zin bevat een persoonsvorm. 

Enkelvoudige zin: de zin bevat één persoonsvorm en één onderwerp. 
Samengestelde zin: een zin met twee of meer persoonsvormen. Let op: bij elke persoonsvorm hoort één onderwerp. 

Als je van twee losse zinnen één zin maakt, heb je een voegwoord nodig. 
Nevenschikkende voegwoorden: en, of, maar, dus  en want (hoofdzin - hoofdzin)
Onderschikkende voegwoorden: omdat, doordat, zodat, waardoor etc.  (hoofdzin - bijzin). 

Slide 6 - Slide

Soorten werkwoorden

Er zijn verschillende soorten werkwoorden:

1.  Zelfstandig werkwoord (zww)

    - Belangrijkste werkwoord in de zin

   -  Heb je maar één werkwoord? Dan is dit sowieso een zww.

   -  Heb je meerdere werkwoorden? Dan is vaak het laatste werkwoord van de zin het zww.

2.  Hulpwerkwoord (hww)

Heb je meer werkwoorden in de zin? Dan is er één werkwoord het zww en zijn alle andere werkwoorden  hww.

3. Koppelwerkwoord (kww)

Komt alleen voor in een naamwoordelijk gezegde.



Slide 7 - Slide

SAMENGESTELDE ZINNEN

In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog andere werkwoordsvormen staan.






Ik wil (hww = pv) graag op tijd komen (zww), 
maar ik heb (hww = pv) de bus gemist(zww).

Slide 8 - Slide

SAMENGESTELDE ZINNEN

De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met een voegwoord zoals en, want  en maar staan de persoonsvormen en de onderwerpen naast elkaar.





Opa werkte. Oma deed het huishouden.
Opa werkte en oma deed het huishouden.

Iedereen viert feest. Het is bevrijdingsdag.
Iedereen viert feest, want het is bevrijdingsdag.

Slide 9 - Slide

Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?

Hij wist vorige week op tijd de ramp te voorkomen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 10 - Quiz

Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?

In de vakantie hebben we gebarbecued en we hebben gezwommen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 11 - Quiz

Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?

Wij hebben gisteren een nieuwe laptop gekocht, want de oude was kapot.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 12 - Quiz

Noteer de persoonsvormen van onderstaande, samengestelde zin.

Hij heeft cadeaus gekocht terwijl hij het geld niet had, daarom heeft hij nu schulden.

Slide 13 - Open question

Uit welke 3 losse zinnen bestaat onderstaande zin?

Hij heeft cadeaus gekocht terwijl hij het geld niet had, daarom heeft hij nu schulden.

Slide 14 - Open question

Noteer de persoonsvormen uit onderstaande, samengestelde zin.

Ik vind het niet aardig dat je dat zegt, maar je hebt wel een beetje gelijk.

Slide 15 - Open question

Opdracht
Bladzijde 150
  • Startopdracht: zelfstandige of hulp- of koppelwerkwoord
  • Opdracht 1: onderdeel 1 en 2


Klaar? Verder werken aan je schrijfopdracht 
Lezen in je leesboek 












Slide 16 - Slide