Spelling 4-11 groep 7

De grote kast stond in de kamer.
Bijvoegelijk naamwoord?
A
kast
B
kamer
C
de
D
grote
1 / 34
next
Slide 1: Quiz
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De grote kast stond in de kamer.
Bijvoegelijk naamwoord?
A
kast
B
kamer
C
de
D
grote

Slide 1 - Quiz

De mooie vogel zingt een vrolijk liedje.

Werkwoord?
A
zingt
B
mooie
C
vogel
D
vrolijk

Slide 2 - Quiz

Op de tafel ligt een stapel boeken
Voorzetsel?
A
een
B
boeken
C
op
D
tafel

Slide 3 - Quiz

De jongen loopt op straat
Lidwoord?
A
jongen
B
op
C
de
D
straat

Slide 4 - Quiz

Het is de derde verjaardag van Jan.
Rangtelwoord?
A
Jan
B
verjaardag
C
derde
D
het

Slide 5 - Quiz

Lieke eet twee bananen
Telwoord?
A
Lieke
B
eet
C
bananen
D
twee

Slide 6 - Quiz

Gisteren heeft zij de bomen gesnoeid.
Hulpwerkwoord?
A
heeft
B
gesnoeid
C
gisteren
D
zij

Slide 7 - Quiz

De borden heb ik in de kast gezet.
Voorzetsel?
A
de
B
borden
C
in
D
kast

Slide 8 - Quiz

Sara fietst naar school.
Zelfstandig naamwoord?
A
Sara
B
fietst
C
naar
D
school

Slide 9 - Quiz

De mooie boom verliest al haar bladeren in de herfst.
Bijvoeglijk naamwoord?
A
boom
B
herfst
C
bladeren
D
mooie

Slide 10 - Quiz

Niveau 8: zelfstandig aan het werk met opdracht 3 en 4 van blz. 38. 

Slide 11 - Slide

Doel van de les:
Het schrijven van een komma na een citaat. 

Slide 12 - Slide

Citaat of de directe rede
Joep zegt: 'Ik heb nieuwe schoenen.'

Joep zegt dat hij nieuwe schoenen heeft. 

Slide 13 - Slide


'Ik heb nieuwe schoenen ' zegt Joep.





Slide 14 - Slide

'Ik weet hoeveel poten een duizendpoot heeft ' zegt Suus.


'Het is mooi weer ' zegt Timo.

Rick vraagt: 'Hoe laat is het?'

'Ik ga naar school ' zegt Maaike.

Slide 15 - Slide

Dictee!

Slide 16 - Slide

Juf leest voor

Slide 17 - Open question

Juf leest voor

Slide 18 - Open question

Juf leest voor

Slide 19 - Open question

Niveau 7
In je werkboek maken opdracht 1 t/m 3 van blz. 38.

Slide 20 - Slide

Persoonsvorm en onderwerp

Zara woont in Amsterdam. 
Ze slaapt op zolder.


Slide 21 - Slide

Doel: herkennen van de bepaling van plaats

Slide 22 - Slide

De bepaling van plaats geeft informatie over de plaats. 

Je vindt deze door te vragen: Waar + wwg + onderwerp (+lv)?

Zara woont in Amsterdam. 

Ze slaapt op zolder.

Slide 23 - Slide

Je vindt deze door te vragen: Waar + wwg + onderwerp (+lv)?


Achter het huis is een binnenplaats gekomen.

Ik zie Zara’s fiets tegen een lantaarnpaal staan.

Slide 24 - Slide

Lieke woont in Haarlem

Slide 25 - Open question

Mieke bakt een cake in de keuken

Slide 26 - Open question

Rick maait het gras in de tuin van de buurvrouw.

Slide 27 - Open question

Susan volleybalt in de sporthal

Slide 28 - Open question

Dictee!

Slide 29 - Slide

Juf leest voor

Slide 30 - Open question

Juf leest voor

Slide 31 - Open question

Juf leest voor

Slide 32 - Open question

Juf leest voor

Slide 33 - Open question

Niveau 8:
In je werkboek maken opdracht 1 en 2 van blz. 38.
Klaar? Verder met je weektaak.

Slide 34 - Slide