7.5 Voedselketen

H7 Soorten en populaties
1 / 23
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H7 Soorten en populaties

Slide 1 - Slide

Deze les:
- 7.5 Voedselketens dl1: leerdoelen 12 t/m 13
- Opdracht: Je zal de spitsmuis maar zijn
- 7.5 dl; leerdoel 14




Slide 2 - Slide

Leerdoelen 7.5
12. Je legt het verschil uit tussen autotrofe en heterotrofe organismen.
13. Je legt het verschil uit tussen een voedselketen en een voedselweb.
14. Je herkent de trofische niveaus in een voedselweb.
15. Je beschrijft de stroom van energie en organische stoffen door de verschillende trofische niveaus in een voedselweb.

Slide 3 - Slide

Het verschil uit tussen autotrofe en heterotrofe organismen. 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

3 Groepen eters
  • Planteneters (herbivoren) eten plantaardig voedsel.

  • Vleeseters (carnivoren) eten dierlijk voedsel.

  • Alleseters (omnivoren)eten plantaardig en dierlijk voedsel.

Slide 7 - Slide

Voedselketen

Slide 8 - Slide

Voedselweb
Koolmees is een zwakke schakel. 
Afhankelijk van één voedselbron.
Kikker heeft sterke positie.
Veel keus in prooidieren.
Buizerd en vos zijn de toppredatoren.
Zij worden niet door anderen gegeten.
Welk gevolg heeft het voor de sprinkhaan als het lievenheersbeest een slecht jaar heeft en weinig nakomelingen krijgt? 

Slide 9 - Slide

Het verschil uit tussen een voedselketen en een voedselweb?

Een voedselketen is een 
rechte lijn van wie-eet-wie.

Een voedselweb laat zien hoe 
verschillende voedselketens 
met elkaar verbonden zijn in 
een ecosysteem.

Slide 10 - Slide

T3
kringloop
voedselketen
voedselweb

Slide 11 - Drag question

Zet de volgende organismen in de juiste volgorde om een voedselketen te vormen.
-->

Slide 12 - Drag question

In welke richting teken je de pijl in een voedselketen?
A
Naar de prooi
B
Naar de predator

Slide 13 - Quiz

Een boom is een voorbeeld van een autotroof organisme, omdat..
A
Hij zuurstof maakt
B
Hij zichzelf voedt
C
Hij CO2 maakt
D
Hij anderen voedt

Slide 14 - Quiz

De basis van dit voedselweb staan:
A
opgeloste voedingsstoffen
B
zee-eenden
C
algen
D
bacteriën

Slide 15 - Quiz

Wie staan er aan de top van dit voedselweb?
A
opgelost organisch materiaal
B
krabben
C
organisch materiaal in sediment
D
bruinvissen

Slide 16 - Quiz

Bekijk het voedselweb hiernaast. Leg aan de hand van een voorbeeld uit dat er tussen sommige soorten sprake is van concurrentie

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Link

Je zal de spitsmuis maar zijn
In tweetallen:
a. Maak een voedselweb
b. Veranderingen in het voedselweb
c. Een nieuwe situatie


timer
15:00

Slide 19 - Slide

Leerdoelen 7.5
12. Je legt het verschil uit tussen autotrofe en heterotrofe organismen.
13. Je legt het verschil uit tussen een voedselketen en een voedselweb.
14. Je herkent de trofische niveaus in een voedselweb.
15. Je beschrijft de stroom van energie en organische stoffen door de verschillende trofische niveaus in een voedselweb.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Huiswerk
- Maken 7.5 opdrachten bij leerdoelen 12 t/m 14

Slide 23 - Slide