8.1 tm 8.3 herhalen

Welke is geen levensfase
A
Baby
B
(School)kind
C
Tiener
D
Adolescent
1 / 24
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welke is geen levensfase
A
Baby
B
(School)kind
C
Tiener
D
Adolescent

Slide 1 - Quiz

lichamelijke verandering


Je lichaam verandert, je krijgt een groeispurt. Tijdens de puberteit gaan je voortplantingsorganen werken. De puberteit begint als je ongeveer 12 bent.

Je secundiare geslachtskenmerken (borsten, schaamhaar, bredere heupen, baard in de keel) ontstaan

Slide 2 - Slide

Geestelijke verandering

Dit heeft te maken met je gevoelens en gedachten. In de puberteit ga je anders denken, je kunt verliefd worden.

De veranderingen in je lichaam tijdens de puberteit komt door hormonen, deze regelstoffen worden in hormoonklieren gemaakt

Slide 3 - Slide

Waar worden hormonen gemaakt?
A
Hypofyse
B
Zaadballen
C
Eierstokken

Slide 4 - Quiz

Hormonen zijn:
A
Regelstoffen
B
Voedingsbestanddelen
C
Geslachtskenmerken

Slide 5 - Quiz

Welke stelling is onjuist
A
Hormonen worden vervoert via het bloed
B
Hormonen komen overal in het lichaam bij vrijwel elke cel
C
Alleen de cellen waar het hormoon voor bedoelt is reageert op het hormoon
D
Elke cel heeft een receptor waarmee hij het signaal van verschillende hormonen kan ontvangen

Slide 6 - Quiz

Waar in je lichaam komen groeischijven voor? Benoem de verschillende bottypes

Slide 7 - Open question

Hoe komt het dat je stopt met groeien na de pubertijd
A
Aan het eind van de pubertijd zijn alle groeischijven verkalkt
B
Aan het eind van de pubertijd wordt er geen groeihormoon meer gemaakt
C
Je stopt met groeien doordat er net zo snel cellen aangemaakt worden als afgebroken
D
Aan het einde van de pubertijd wordt er signaal door de hersenen gegeven dat verdere groei voorkomt.

Slide 8 - Quiz

Hoe komt het dat jongens langer worden dan meisjes?

Slide 9 - Open question

Welke geslachtskenmerken zijn vanaf de geboorte zichtbaar>
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
Primaire en secundaire geslachtskenmerken
D
Geen van beide

Slide 10 - Quiz

Primaire geslachtskenmerken
van de man

Slide 11 - Mind map

Primaire geslachtskenmerken
van de vrouw

Slide 12 - Mind map

In welke levensfase beginnen de voortplantingsorganen te functioneren en komen de secundaire geslachtskenmerken tot ontwikkeling?
A
Schoolkind
B
Volwassene
C
Puber
D
Adolescent

Slide 13 - Quiz

Secundaire geslachtskenmerken
van de man

Slide 14 - Mind map

Secundaire geslachtskenmerken
van de vrouw

Slide 15 - Mind map

Schaamhaar, okselhaar en meer zweet en talgklieren zijn:
A
Tertiaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken van de vrouw
C
Secundaire geslachtskenmerken van de man
D
Secundaire geslachtskenmerken van beide geslachten

Slide 16 - Quiz

Tertiaire geslachtskenmerken

Slide 17 - Mind map

Welke stelling over testosteron is onjuist?

A
Het mannelijke geslachtshormoon
B
Wordt gemaakt in de hypofyse
C
Zorgen voor de secundaire geslachtskenmerken van de man

Slide 18 - Quiz

Hoe heet het vrouwelijk geslachtshormoon?

Slide 19 - Open question

Als een vrouw het mannelijk geslachtshormoon toegediend zou krijgen dan....
A
Heeft dit geen effect
B
Ontwikkeld ze primaire geslachtskenmerken
C
Ontwikkelen er secundaire geslachtskenmerken
D
Gaat ze op vrouwen vallen

Slide 20 - Quiz

Als een leerling en een leraar met elkaar praten
A
Hebben ze contact
B
Hebben ze een relatie
C
Hebben ze zowel contact als een relatie
D
Hebben ze geen van beide

Slide 21 - Quiz

Homoseksueel is:
A
Iemand die verliefd wordt op beide geslachten
B
Een man die verliefd wordt op een andere man
C
Iemand die verliefd wordt op iemand van het andere geslacht
D
Iemand die verliefd wordt op iemand van het zelfde geslacht

Slide 22 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Alleen mannen kunnen klaarkomen door masturbatie
B
Een vrouw kan haar orgasme faken
C
Als een man klaarkomt vindt de zaadlozing plaats
D
De clitoris zit niet in de vagina

Slide 23 - Quiz

Bedenk nu zelf een toetsvraag.

Slide 24 - Open question