2. ontleden abment/bezit + 1e 3e 4e naamval HERH DRAFT

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
                Lernziele dieser Unterrichtsstunde:

1. Je weet hoe je het stappenplan naamvallen moet gebruiken.
2. Je kunt zinnen in het Duits ontleden.

3. Je kent de woorden van de DER-groep met dezelfde uitgangen.
4. Je kent de bezittelijke vnw die dezelfde uitgangen hebben als de EIN-groep.

1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
                Lernziele dieser Unterrichtsstunde:

1. Je weet hoe je het stappenplan naamvallen moet gebruiken.
2. Je kunt zinnen in het Duits ontleden.

3. Je kent de woorden van de DER-groep met dezelfde uitgangen.
4. Je kent de bezittelijke vnw die dezelfde uitgangen hebben als de EIN-groep.

Slide 1 - Slide

Voorkennis...

Slide 2 - Slide

welke naamval pas je toe bij het 'onderwerp'?
A
1e
B
4e
C
2e
D
3e

Slide 3 - Quiz

welke naamval pas je toe bij het 'meewerkend voorwerp'?
A
1e
B
4e
C
2e
D
3e

Slide 4 - Quiz

welke naamval pas je toe bij het 'lijdend voorwerp'?
A
1e
B
4e
C
2e
D
3e

Slide 5 - Quiz

Zoals de der-Gruppe:

dies-,
welch-,
jed-, jen
manch-,
solch, all
Zoals de ein-Gruppe:
mein-,
dein-,
sein-,
enz. 
(alle bezittel.
vnw.)

Slide 6 - Slide

Kurz üben...

Slide 7 - Slide

hoe vertaal je 'ieder-'
A
jed-
B
jen-
C
welch-
D
manch-

Slide 8 - Quiz

hoe vertaal je 'sommig- / enkel-'
A
jed-
B
jen-
C
welch-
D
manch-

Slide 9 - Quiz

welke woorden horen bij de:
der Gruppe
A
dies-
B
mein-
C
solch-
D
manch-

Slide 10 - Quiz

welke woorden horen bij de:
der Gruppe
A
dein-
B
ihr-
C
solch-
D
jed-

Slide 11 - Quiz

Mannelijk woord 'deze' wordt in de derde naamval
A
diese
B
diesem
C
dieser
D
diesen

Slide 12 - Quiz

Welches Wort gehört nicht zu der Ein-Gruppe?
A
ein
B
kein
C
euer
D
jen-

Slide 13 - Quiz

welke woorden horen bij de:
ein- Gruppe
A
dein-
B
mein-
C
unser-
D
welch-

Slide 14 - Quiz

welke woorden horen bij de:
ein- Gruppe
A
euer-
B
dies-
C
Ihr-
D
ihr-

Slide 15 - Quiz

hoe vertaal je 'jullie boeken' in de bezittelijke vorm in het Duits?
A
euer Buch
B
eure Bücher
C
seine Bücher
D
ihre Bücher

Slide 16 - Quiz


De bepaalde lidwoorden en dies-, jed-, jen-, manch-, solch- etc. horen bij de ....
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 17 - Quiz

Mehr üben...

Slide 18 - Slide

welke woorden horen er naast der/die/das
ook nog bij de der-groep?

Slide 19 - Mind map

Jed... Mädchen weiß das doch!
A
Jedes
B
Jede
C
Jeder
D
Jeds

Slide 20 - Quiz

Er gab dies... Jungen (ev) ein Geschenk.
A
dieser
B
diesem
C
diesen
D
dies

Slide 21 - Quiz

Kennst du jen... Frau?
(=die vrouw da)
A
jene (1e nv)
B
jene (4e nv)
C
jener (3e nv)
D
jener (4e nv)

Slide 22 - Quiz

Welch... Buch (o) kaufst du?

A
Welches (4e nv)
B
Welcher (3e nv)
C
Welches (1e)
D
Welch (4e nv)

Slide 23 - Quiz

Bei (+3) sol... Wetter gehe ich nicht hin

A
solch
B
solches
C
solcher
D
solchem

Slide 24 - Quiz

Was hast du dein... Freund zum Geburtstag geschenkt?
A
dein
B
deinen
C
deinem
D
deiner

Slide 25 - Quiz

Ist das dein... Rad (o) Du darfst dein... Rad hier nicht stehenlassen!
A
dein / deines
B
dein / deinem
C
deinem / deiner
D
dein / dein

Slide 26 - Quiz

Wollt ihr bitte (jullie) ... Hefte mal nehmen?
A
euren
B
eure
C
ihre
D
ihr

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide