• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
‹Return to search

quiz H3 Water

quiz H3 Water
1 / 30
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

quiz H3 Water

Slide 1 - Slide

Wie bedacht de temperatuurschaal: 0 graden = ijs
100 graden = koken
A
Newton
B
Einstein
C
Celcius
D
Frankenstein

Slide 2 - Quiz

Welke begrippen horen bij fasen en faseovergangen?
Fasen
Faseovergangen
Gas 

Vloeibaar
Vast
Vervluchtigen
Rijpen
Stollen

Slide 3 - Drag question

hoeveel graden is het op de thermometer?
A
0 graden
B
2 graden
C
-2 graden
D
-7 graden

Slide 4 - Quiz

Stijgbuis
Reservoir
Schaalverdeling

Slide 5 - Drag question

In welk onderdeel van de Thermometer zit de vloeistof?
A
Reservoir
B
Schaalverdeling
C
Display
D
Stijgbuis

Slide 6 - Quiz


Welke faseovergang zie je in het plaatje?
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Sublimeren
D
Koken

Slide 7 - Quiz

hoe heet deze faseovergang?
vast --> vloeibaar
A
rijpen
B
smelten
C
stollen
D
verdampen

Slide 8 - Quiz

De was droogt aan de waslijn.
Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?
A
stollen
B
verdampen
C
smelten
D
vervluchtigen

Slide 9 - Quiz

Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?
A
rijpen
B
bevriezen
C
smelten
D
condenseren

Slide 10 - Quiz

In welke fase zit water als het mist?
A
vast
B
gas
C
vloeibaar

Slide 11 - Quiz

In de tabel staan twaalf stoffen. Peter heeft één van deze stoffen in een fles. De stof komt vloeibaar uit de vriezer (−18 °C). Als de vloeistof een poosje bij kamer-temperatuur (20 °C) staat, begint hij te koken.
Welke van de stoffen in de tabel zou dit kunnen zijn?
A
alcohol
B
butaan
C
kwik
D
propaan

Slide 12 - Quiz

Sleep de fase en faseovergang naar de juiste plek.
Smelten
Stollen
Condenseren
Sublimeren
Rijpen
Verdampen
gas
vloeistof
vaste stof

Slide 13 - Drag question

Hoe komt het dat een stof verschillende fasen heeft ?
(2 antwoorden)
A
doordat deeltjes veranderen
B
door de temperatuur
C
doordat deeltjes met verschillende snelheden bewegen
D
door de luchtdruk

Slide 14 - Quiz

In een vloeistof hebben de deeltjes:
A
geen vaste plek
B
elk hun eigen plek
C
het gezellig en nooit dorst

Slide 15 - Quiz

In een vaste stof zitten de deeltjes:
A
op hun eigen plek en bewegen niet
B
niet op een eigen plek omdat ze bewegen
C
op hun eigen plek maar bewegen
D
vast

Slide 16 - Quiz

Het smeltpunt van ijzer is 1559 graden Celsius en het kookpunt is 2800 graden Celsius. Welke fase heeft ijzer bij 1600 graden Celsius?
A
vast
B
vloeibaar
C
gasvormig

Slide 17 - Quiz

Van gas naar vloeibaar noemen we?
A
Condenseren
B
Vervluchtigen
C
Rijpen
D
Smelten

Slide 18 - Quiz

Bij een vloeistof...
A
zitten de moleculen op een vaste plek
B
bewegen de moleculen los van elkaar
C
bewegen maar zitten tegen elkaar aan
D
je kan niet weten wat de moleculen doen

Slide 19 - Quiz

In welke fase is het water in de mist?

A
Het is een vloeistof.
B
Het is een gas.
C
Het is een vaste stof.

Slide 20 - Quiz

Van gas naar vast noemen we?
A
Vervluchtigen
B
Rijpen
C
Condenseren
D
Bevriezen

Slide 21 - Quiz

Bij hoeveel graden gaat water koken?
A
90 °C
B
100 m
C
101 °C
D
100 °C

Slide 22 - Quiz

Bouillon is zout: in een liter soep zit ongeveer 15 g zout. Het water uit de kraan is zoet: het bevat (bijna) geen zout.
Welke uitspraak is juist?
A
Soep bevriest bij een hogere temperatuur dan water.
B
Soep bevriest bij dezelfde temperatuur dan water.
C
Soep bevriest bij een lagere temperatuur dan water.

Slide 23 - Quiz

Welke van de volgende uitspraken is waar?
A
Als water kookt, dan neemt de temperatuur van het water toe.
B
Als water kookt, dan blijft de temperatuur van het water gelijk.
C
Als water kookt, dan neemt de temperatuur van het water af.

Slide 24 - Quiz

Welke van de volgende uitspraken is waar?
A
De bellen in kokend water bestaan uit waterdamp.
B
De bellen in kokend water bestaan uit lucht.
C
De bellen in kokend water bestaan uit nevel.

Slide 25 - Quiz

Als je zout of antivries aan water toevoegt, wordt...........
A
water een vaste stof.
B
het vriespunt van water hoger.
C
het vriespunt van water lager.
D
het kookpunt van water hoger.

Slide 26 - Quiz

Wat is de temperatuur van
het water?
A
0 °C
B
20 °C
C
80 °C
D
100 °C

Slide 27 - Quiz

Een pannetje water staat te koken. Wat is de temperatuur van de waterdamp?

A
0 °C
B
20 °C
C
80 °C
D
100 °C

Slide 28 - Quiz

Als je water opwarmt, ontstaan er dampbellen.
Hoe hoog is de temperatuur van het water als de dampbellen het wateroppervlak bereiken?

A
0 °C
B
80 °C
C
100 °C
D
20 °C

Slide 29 - Quiz

In Noord-Scandinavië kan de temperatuur in de winter lager zijn dan –20 °C. Daar wordt geen zout gebruikt voor de bestrijding van gladheid, maar zand.
Waarom wordt in Noord-Scandinavië zand gebruikt in plaats van zout?

A
Vanwege het milieu
B
Het is te koud voor zout.
C
Zand werkt beter op kiezelwegen
D
Zand zorgt voor sterkere sneeuw.

Slide 30 - Quiz

More lessons like this

3.4 Kookpunt en smeltpunt

November 2023 - Lesson with 28 slides
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Techniek - Materie

June 2023 - Lesson with 21 slides
TechniekZaakvakcursus natuur & techniekHBOStudiejaar 1

§4.2 Kookpunt en smeltpunt

September 2024 - Lesson with 29 slides
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

oefenles 7.2 en 7.3

April 2024 - Lesson with 26 slides
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Les 3.4 Kookpunt en smeltpunt

August 2024 - Lesson with 30 slides
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

Toets H3 Water

March 2024 - Lesson with 20 slides
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

6.1 Begrijpen

August 2018 - Lesson with 13 slides
Nask / TechniekMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

H3 water paragraaf 3

December 2024 - Lesson with 32 slides
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings