Leesvaardigheid 5.3 1k

5.3 Lezen
Les 1
Leg je spullen op tafel:
Boek
schrift
laptop
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.3 Lezen
Les 1
Leg je spullen op tafel:
Boek
schrift
laptop

Slide 1 - Slide

Planning
  • Denkvierkant
  • Lesdoelen
  • Oefening instructie geven
  • Aantekeningen/ uitleg
  • Maken

Slide 2 - Slide

Welk plaatje hoort er niet bij en waarom?

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de lessen kun je...
  • de tekstdoelen informeren en amuseren herkennen;
  • instructies herkennen;



Slide 4 - Slide

Ik wil graag een broodje pindakaas... Hoe maak ik dat?


Schrijf op!

Slide 5 - Slide


Herschrijf je instructie!
Klaar? Maak opdracht 6 en 7 van 5.3 Lezen
timer
8:00
Wat is er belangrijk aan een instructie geven?

Slide 6 - Slide

5.3 Tekstdoelen
Informeren: doel is om informatie te geven aan de lezer. 
              -> instructie (beschrijft wat je moet doen)
              -> nieuwsbericht

Amuseren: doel is om de lezer te vermaken
              -> stripboek (Donald Duck)

Slide 7 - Slide

Instructie 
Gebiedende wijs;
Gedetailleerd;

Slide 8 - Slide

Maken 5.3

Opdracht 1 t/m 7



timer
10:00
Zelstandig aan het werk

Slide 9 - Slide

5.3 Lezen
Les 2
Leg je spullen op tafel:
Boek
schrift
laptop

Slide 10 - Slide

Planning

  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Maken (oefening teksten)

Slide 11 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de lessen kun je...
  • de tekstdoelen informeren en amuseren herkennen;
  • instructies herkennen;




Slide 12 - Slide

5.3 Tekstdoelen
Informeren: doel is om informatie te geven aan de lezer. 
              -> instructie (beschrijft wat je moet doen)
              -> nieuwsbericht

Amuseren: doel is om de lezer te vermaken
              -> stripboek (Donald Duck)

Slide 13 - Slide

Instructie 
Gebiedende wijs;
- Het klinkt misschien onaardig, maar het is wel duidelijk.

Gedetailleerd;
- Zonder details kan het helemaal mis gaan...

Slide 14 - Slide

Vragen bij de teksten
Lees de teksten en beantwoord de volgende vragen:
  1. Wat voor soort teksten staan er in het boekje? Beantwoord het over elke tekst.
  2. Welke tekst is duidelijker? Tekst 1 of tekst 4? Leg je antwoord uit.
  3. Welk doel heeft iedere tekst? Leg je antwoord uit.
  4. Kijk naar tekst 3: In de eerste alinea staat het woordje "hij". Waar verwijst hij naar?
  5. Bedenk een titel bij tekst 4.
  6. Vind je de titel van tekst 3 passen? Zo ja, leg uit. Zo nee, bedenk een nieuwe titel.
  7. In tekst 4 (alinea 3) staat "indien van toepassing", wat betekent dat?
  8. Wat vind jij van de gebeurtenis die wordt verteld in tekst 3? (Minimaal 5 zinnen)
  9. Zoek 4 verwijswoorden in de teksten. 
  10. Schrijf een instructie over hoe je een broodje pindakaas maakt.(Let op,hier komt een vervolg)

Slide 15 - Slide

5.3 Lezen
Les 3
Leg je spullen op tafel:
Boek
schrift
laptop

Slide 16 - Slide

Planning

  • Lesdoelen
  • Aantekeningen + vragen
  • Maken

Slide 17 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de lessen kun je...
  • de tekstdoelen informeren en amuseren herkennen;
  • instructies herkennen;
  • de tekstdoelen overtuigen en activeren herkennen.



Slide 18 - Slide

Wat wil de schrijver bereiken?

Slide 19 - Slide

Wat wil de schrijver bereiken?

Slide 20 - Slide

Tekstdoelen 5.3
Je weet al dat een schrijver een tekst altijd met een bepaalde bedoeling schrijft: het tekstdoel.
De tekstdoelen informeren en amuseren ken je al. 

NIEUW: 
Overtuigen      > Schrijver probeert de lezer te overtuigen van zijn/haar mening (filmbespreking)
Activeren          > Schrijver probeert de lezer iets te laten doen (reclametekst)

In een overtuigende of activerende tekst is er vaak meer dan één tekstdoel. De schrijver geeft je namelijk ook informatie; bijvoorbeeld bij een filmbespreking. 

Schrijf altijd het belangrijkste doel op! 



Slide 21 - Slide

Tekstdoelen
Tekstdoel

> informeren                Schrijver geeft informatie over een onderwerp (instructie/nieuwsbericht)

> amuseren                  Schrijver probeert de lezer te vermaken (stripboek/leesboek)

> overtuigen                 Schrijver probeert de lezer te overtuigen van zijn mening (filmrecensie)

> activeren                    Schrijver probeert de lezer iets te laten doen (reclamefolder)

Slide 22 - Slide

Wat is het tekstdoel?
Tekstdoel:
Bij reclame/advertenties is het tekstdoel activeren.

De opmaak helpt de schrijver om zijn doel te bereiken.

Slide 23 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 24 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Wat is het tekstdoel?

Slide 25 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 26 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 27 - Slide

Wat is het tekstdoel?


Wat is het tekstdoel?

Slide 28 - Slide

5.3 Lezen
Les 4
Leg je spullen op tafel:
Boek
schrift
laptop

Slide 29 - Slide

Planning

  • Lesdoelen
  • Herhaling tekstdoelen
  • Aantekeningen/ uitleg
  • Maken

Slide 30 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de lessen kun je...
  • de tekstdoelen informeren en amuseren herkennen;
  • instructies herkennen;
  • de tekstdoelen overtuigen en activeren herkennen.



Slide 31 - Slide

Tekstdoelen

Slide 32 - Mind map

informeren
activeren
amuseren
overtuigen

Slide 33 - Drag question

Tekstdoelen
Tekstdoel

> informeren                Schrijver geeft informatie over een onderwerp (instructie/nieuwsbericht)

> amuseren                  Schrijver probeert de lezer te vermaken (stripboek/leesboek)

> overtuigen                 Schrijver probeert de lezer te overtuigen van zijn mening (filmrecensie)

> activeren                    Schrijver probeert de lezer iets te laten doen (reclamefolder)

Slide 34 - Slide

Maken 5.3

Afmaken: leestaak (opdracht 19 tot eind)


Klaar? Test jezelf 5.3
timer
20:00

Slide 35 - Slide

Opdracht tekstdoelen
Je hebt nu vier tekstdoelen geleerd.
Zoek bij elk tekstdoel een tekstsoort.
Plak het in een Word documentje.

Klaar? Ga in groepjes zitten en bespreek de tekstsoorten.          Let op: vertel ook wat er in elke tekst staat.
- Zie je een leuk onderwerp? Praat erover!

timer
15:00

Slide 36 - Slide


  1. Wat voor soort teksten staan er in het boekje? Beantwoord het over elke tekst.
  2. Welke tekst is duidelijker? Tekst 1 of tekst 4? Leg je antwoord uit.
  3. Welk doel heeft iedere tekst? Leg je antwoord uit.
  4. Kijk naar tekst 3: In de eerste alinea staat het woordje "hij". Waar verwijst hij naar?
  5. Bedenk een titel bij tekst 4.
  6. Vind je de titel van tekst 3 passen? Zo ja, leg uit. Zo nee, bedenk een nieuwe titel.
  7. In tekst 4 (alinea 3) staat "indien van toepassing", wat betekent dat?
  8. Wat vind jij van de gebeurtenis die wordt verteld in tekst 3? (Minimaal 5 zinnen)
  9. Zoek 4 verwijswoorden in de teksten. 
  10. In tekst 3 staat er een tegenstelling over de naam van Joost Klein, welke tegenstelling zie je?
  11. Is tekst 4 voor mensen die alles al snappen over iPhone? Leg je antwoord uit.
  12. Schrijf een instructie over hoe je een broodje pindakaas maakt.(Let op,hier komt een vervolg)

Slide 37 - Slide

Quiz maken tekstdoelen
  • De gevonden teksten gaan in een Word document en wordt gestuurd naar mij (s.hooi@hvc.nl)
  • De vragen worden geschreven op het witte blaadje. 
  • De vragen gaan over de teksten.
  • De antwoorden worden geschreven op het kleine blaadje.

Slide 38 - Slide