chapitre 2 paragraaf D, het bijvoeglijk naamwoord helemaal

Het bijvoeglijk naamwoord
  • Regel 1: Vorm 
  • Onregelmatige vormen
  • Regel 2: plaats
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het bijvoeglijk naamwoord
  • Regel 1: Vorm 
  • Onregelmatige vormen
  • Regel 2: plaats

Slide 1 - Slide

Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om (meer) te vertellen over een mens, dier of ding (een zelfstandig naamwoord).

In de volgende zin zit geen bijvoeglijk naamwoord:
Ik zie een bos.

Ik kan er nu meer beschrijvingen aan geven:
Ik zie een groot, groen, uitgestrekt, oud, mooi (etc) bos. 

Al die extra woorden zijn bijvoeglijke naamwoorden. En het leuke is, dat kan dus ook in Franse zinnen met Franse bijvoeglijk naamwoorden. Je moet je alleen aan een paar regeltjes houden. Lukt je dat?

Slide 2 - Slide

Wat is het bijv. nw. in:
Mijn vriend heeft blond haar.
A
mijn
B
vriend
C
blond
D
haar

Slide 3 - Quiz

Wat is het bijv. nw. in:
Mes voisins ont un grand jardin.
A
mes
B
voisins
C
un
D
grand

Slide 4 - Quiz

Regel 1: vorm
hoe moet ik hem schrijven?

Slide 5 - Slide

Vorm (= hoe moet ik het schrijven)
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben. Dat hangt van het zelfstandig naamwoord af waar het wat over 'zegt'. 

Dan moet je dus wel weten of het zelfstandig naamwoord een m ev, v ev, m mv of v mv is! Let dus op de aanwijzingen in je woordenlijst als je het niet meteen kunt zien.


Slide 6 - Slide

Vorm
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
--
e
Meervoud
s
es

Slide 7 - Slide

Vorm
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands

Slide 8 - Drag question

Vorm
Let op woorden die eindigen op een E of S
Bijvoeglijk naamwoorden die al eindigen op een s krijgen er in het mannelijk meervoud niet nog een extra s bij. Dat geldt ook voor bijvoeglijk naamwoorden die al op een e eindigen. Dan voeg je niet nog een extra e toe.

Slide 9 - Slide

Vorm
Let op woorden die eindigen op een E of S

Un stylo rouge - une voiture rouge
Un pull gris - deux pulls gris

Slide 10 - Slide

Er zijn ook bijvoeglijk naamwoorden die helemaal (of bijna helemaal) van spelling veranderen. Dat zijn de onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden. Deze speciale vormen moet je leren. In je woordenlijst krijg je die meestal al extra uitgeschreven aangeleverd. Dat is fijn!

beau-belle
blanc-blanche
nouveau-nouvelle
vieux-vieille

Je hebt vaak genoeg aan alleen de vrouwelijke vorm, meervoud maken is daarna simpel.

Slide 11 - Slide

Onregelmatige vormen
Mn enk
Mn mv
Vr enk
Vr mv
Mooi
beau
beaux
belle
belles
Nieuw
nouveau
nouveaux
nouvelle
nouvelles
Oud
vieux
vieux
vieille
vieilles

Slide 12 - Slide

Onregelmatige vormen
Mn enk
Mn mv
Vr enk
Vr mv
Mooi
beau
beaux
belle
belles
Nieuw
nouveau
nouveaux
nouvelle
nouvelles
Oud
vieux
vieux
vieille
vieilles
Goed
bon
bons
bonne
bonnes

Slide 13 - Slide

Regel 2:
Plaats (waar zet ik 'm neer?)

Slide 14 - Slide

Plaats 
In het Nederlands:
Wij hebben een grijze kat.

Kat is zelfstandig naamwoord en het woord grijs/grijze zetten wij ervoor. Anders klinkt het raar.

Slide 15 - Slide

Plaats 
In het Nederlands:
Wij hebben een grijze kat.

In het Frans:
Nous avons un chat gris.

Slide 16 - Slide

Plaats 
In het Nederlands:
Wij hebben een grijze kat.

In het Frans:
Nous avons un chat gris.
In het FR bijna altijd erachter!

Slide 17 - Slide

Plaats 
In het Nederlands:
Wij hebben een grijze kat.

In het Frans:
Nous avons un chat gris.
In het FR bijna altijd erachter!
Maar er zijn uitzonderingen :)

Slide 18 - Slide

Plaats

Dat zijn er 15. Vanaf nu
bekend als 'het rijtje
van 15'.
Uitzonderingen :)
Op de NL manier

Slide 19 - Slide

Plaats van het bijv. nw.
Uitzonderingen :)
Dus ervóór
1. bon
2. beau
3. joli
4. haut
5. long
6. petit
7. vieux
8. grand
9. nouveau
10. jeune
11. mauvais
12. gros
13. autre
14. large
15. et tous les nombres ordinaux

Slide 20 - Slide

Plaats van het bijv. nw.
Ook wel gezien als veel-
gebruikte, veelvoorkomende
bijvoeglijk naamwoorden.
Dus ervóór

Slide 21 - Slide

- Kleuren
- 3 lettergrepen of langere bijvoeglijk naamwoorden
Altijd achter

Slide 22 - Slide

Even oefenen. Let op VORM en PLAATS
1. Tu as deux ... soeurs ... , n'est-ce pas? (petit)
2. J'ai une ... copine ... . (français)
3. Mon frère a un ... lapin ... . (nouveau)
4. Nous avons une ... poule ... . (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)

Slide 23 - Slide

Even oefenen
1. Tu as deux petites soeurs, n'est-ce pas? 
2. J'ai une ... copine ... . (français)
3. Mon frère a un ... lapin ... . (nouveau)
4. Nous avons une ... poule ... . (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)

Slide 24 - Slide

Even oefenen
1. Tu as deux petites soeurs, n'est-ce pas? 
2. J'ai une copine française . 
3. Mon frère a un ... lapin ... . (nouveau)
4. Nous avons une ... poule ... . (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)

Slide 25 - Slide

Even oefenen
1. Tu as deux petites soeurs, n'est-ce pas? 
2. J'ai une copine française . 
3. Mon frère a un nouveau lapin. 
4. Nous avons une ... poule ... . (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)

Slide 26 - Slide

Even oefenen
1. Tu as deux petites soeurs, n'est-ce pas? 
2. J'ai une copine française . 
3. Mon frère a un nouveau lapin. 
4. Nous avons une poule adorable . (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)

Slide 27 - Slide

Even oefenen
1. Tu as deux petites soeurs, n'est-ce pas? 
2. J'ai une copine française . 
3. Mon frère a un nouveau lapin. 
4. Nous avons une poule adorable . (adorable)
5. Sarah a deux grands chats.

Slide 28 - Slide

Even oefenen
1. Tu as deux petites soeurs, n'est-ce pas? 
2. J'ai une copine française . 
3. Mon frère a un nouveau lapin. 
4. Nous avons une poule adorable . (adorable)
5. Sarah a deux grands chats.
Dus let op de vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord!

Slide 29 - Slide

Misschien heb ik meer uitgelegd dan het boek van je vraagt. Dit stukje grammatica komt echter elke keer weer terug. Dus hoe meer je weet, hoe makkelijker je het herkent en kunt toepassen.
Regel 1: vorm (hoe moet ik het schrijven, waar zegt het iets over, enkelvoud of meervoud, speciale vorm???
Regel 2: plaats (waar zet ik 'm neer: voor of achter zn, rijtje van 15 ja of nee?

Slide 30 - Slide