ch2 Bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord
  • Regel 1: Vorm 
  • Onregelmatige vormen
  • Regel 2: plaats
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het bijvoeglijk naamwoord
  • Regel 1: Vorm 
  • Onregelmatige vormen
  • Regel 2: plaats

Slide 1 - Slide

Wat is het bijv. nw. in:
Mijn vriend heeft blond haar.
A
mijn
B
vriend
C
blond
D
haar

Slide 2 - Quiz

Wat is het bijv. nw. in:
Mes voisins ont un grand jardin.
A
mes
B
voisins
C
un
D
grand

Slide 3 - Quiz

Regel 1:
vorm

Slide 4 - Slide

Vorm 
Er zijn 4 vormen voor 1 bijvoeglijk naamwoord.
Het zelfstandig naamwoord bepaalt welke vorm het bijv.nw krijgt 

Is het zelfstandig naamwoord Mannelijk, Vrouwelijk, Enkelvoud, Meervoud? 


Slide 5 - Slide

Vorm
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
--
e
Meervoud
s
es

Slide 6 - Slide

Vorm
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands

Slide 7 - Drag question

Vorm
Let op woorden die eindigen op een E of S
Bijvoeglijk naamwoorden die al eindigen op een s krijgen er in het mannelijk meervoud niet nog een extra s bij. Dat geldt ook voor bijvoeglijk naamwoorden die al op een e eindigen. Dan voeg je niet nog een extra e toe.

Slide 8 - Slide

Vorm
Let op woorden die eindigen op een E of S

Un stylo rouge - une voiture rouge
Un pull gris - deux pulls gris

Slide 9 - Slide

Er zijn ook bijvoeglijk naamwoorden die helemaal (of bijna helemaal) van spelling veranderen. Dat zijn de onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden. Deze speciale vormen moet je leren. In je woordenlijst krijg je die meestal al extra uitgeschreven aangeleverd. Dat is fijn!

beau-belle
blanc-blanche
nouveau-nouvelle
vieux-vieille
actif - active  

Vrouwelijke vormen meervoud maken = s erachter plakken

Slide 10 - Slide

Onregelmatige vormen
Mn enk
Mn mv
Vr enk
Vr mv
Mooi
beau
beaux
belle
belles
Nieuw
nouveau
nouveaux
nouvelle
nouvelles
Oud
vieux
vieux
vieille
vieilles
Goed
bon
bons
bonne
bonnes

Slide 11 - Slide

Regel 2:
Plaats 

Slide 12 - Slide

Plaats 
In het Nederlands:
Wij hebben een grijze kat.

Kat is zelfstandig naamwoord en het woord grijs/grijze zetten wij ervoor. 

Slide 13 - Slide

Plaats 
In het Nederlands:
Wij hebben een grijze kat.

In het Frans:
Nous avons un chat gris.

Slide 14 - Slide

Plaats 
In het Nederlands:
Wij hebben een grijze kat.

In het Frans:
Nous avons un chat gris.
In het FR bijna altijd erachter!

Slide 15 - Slide

Plaats 
In het Nederlands:
Wij hebben een grijze kat.

In het Frans:
Nous avons un chat gris.
In het FR bijna altijd erachter!
Maar er zijn uitzonderingen :)

Slide 16 - Slide

Plaats

Uitzonderingen :)
Op de NL manier

Slide 17 - Slide

Plaats van het bijv. nw.
Uitzonderingen :)
Dus ervóór
1. bon
2. beau
3. grand
4. nouveau
5. petit
6. vieux
extra 
7. mauvais
8. long
9. joli
10. jeune

Slide 18 - Slide

Plaats van het bijv. nw.
Ook wel gezien als veel-
gebruikte, veelvoorkomende
bijvoeglijk naamwoorden.
Dus ervóór

Slide 19 - Slide

- Kleuren
- 3 lettergrepen of langere bijvoeglijk naamwoorden
Altijd achter

Slide 20 - Slide

Even oefenen. Let op VORM en PLAATS
1. Tu as deux ... soeurs ... , n'est-ce pas? (petit)
2. J'ai une ... copine ... . (français)
3. Mon frère a un ... lapin ... . (nouveau)
4. Nous avons une ... poule ... . (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)

Slide 21 - Slide

Even oefenen
1. Tu as deux petites soeurs, n'est-ce pas? 
2. J'ai une ... copine ... . (français)
3. Mon frère a un ... lapin ... . (nouveau)
4. Nous avons une ... poule ... . (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)

Slide 22 - Slide

Even oefenen
1. Tu as deux petites soeurs, n'est-ce pas? 
2. J'ai une copine française . 
3. Mon frère a un ... lapin ... . (nouveau)
4. Nous avons une ... poule ... . (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)

Slide 23 - Slide

Even oefenen
1. Tu as deux petites soeurs, n'est-ce pas? 
2. J'ai une copine française . 
3. Mon frère a un nouveau lapin. 
4. Nous avons une ... poule ... . (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)

Slide 24 - Slide

Even oefenen
1. Tu as deux petites soeurs, n'est-ce pas? 
2. J'ai une copine française . 
3. Mon frère a un nouveau lapin. 
4. Nous avons une poule adorable . (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)

Slide 25 - Slide

Even oefenen
1. Tu as deux petites soeurs, n'est-ce pas? 
2. J'ai une copine française . 
3. Mon frère a un nouveau lapin. 
4. Nous avons une poule adorable . (adorable)
5. Sarah a deux grands chats.

Slide 26 - Slide

Even oefenen
1. Tu as deux petites soeurs, n'est-ce pas? 
2. J'ai une copine française . 
3. Mon frère a un nouveau lapin. 
4. Nous avons une poule adorable . (adorable)
5. Sarah a deux grands chats.
Dus let op de vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord!

Slide 27 - Slide

Misschien heb ik meer uitgelegd dan het boek van je vraagt. Dit stukje grammatica komt echter elke keer weer terug. Dus hoe meer je weet, hoe makkelijker je het herkent en kunt toepassen.
Regel 1: vorm (hoe moet ik het schrijven, waar zegt het iets over, enkelvoud of meervoud, speciale vorm???
Regel 2: plaats (waar zet ik 'm neer: voor of achter zn, rijtje van 15 ja of nee?

Slide 28 - Slide