HA3: Kapitel 2: herhaling der/ein-Gruppe

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Der/Ein-Gruppe

naamvallen

Doelen

Je weet welke woorden bij de Der-Gruppe horen en welke bij de Ein-Gruppe

Je kent het stappenplan van de naamvallen

Je kunt de juiste uitgangen invullen

theorie

der- Gruppe

ein- Gruppe

der, die

das

dies-

jed-

welch-

alle

ein-

kein-

mein-

dein-

sein-

ihr-

unser-

euer-

ihr-

Ihr-

Welke woorden horen bij de der- Gruppe?

Welke woorden horen bij de ein- Gruppe?

voor

om

door

tegen

zonder

    für

   

    um

  durch

  gegen

  ohne

Noem de voorzetsels waarna je de 4e naamval krijgt

Stappenplan

1. Staat er "es gibt" in de zin?

ja? 4e naamval

2. Staat er een voorzetsel in de zin?

ja? Voorzetsel met de 3e naamval

ja? Voorzetsel met de 4e naamval

3. Ga ontleden

1e naamval = onderwerp

3e naamval = meewerkend voorwerp

4e naamval = lijdend voorwerp

Hoe ziet de Der-Gruppe en de Ein-Gruppe er in de 4e naamval uit?

even checken

Welke naamval krijg je hier en welke uitgang hoort erbij?

Wir spielen Fußball gegen (alle)..... Mädchen.

1. jede
2. alle
3. jeden
4. allen

Durch (welche) ....... Lehrer (ev) ist er heraus geschickt?

1. welche
2. welcher
3. welchen
4. welchem

Das Theater ist um (de) ...... Ecke.

1. der
2. die
3. diese
4. das

Ohne (haar) ........ Tasche geht sie nicht aus.

1. ihren
2. ihrer
3. ihr
4. ihre

(Ieder) ...... Spiel hat andere Regeln.

1. jede
2. jeden
3. jeder
4. jedes

Vul in:
(Door deze).......... Regen bin ich nass geworden.

Vul in:
Ich fahre nicht gern (zonder mijn)...... Freunde weg.

evaluatie

Ik snap de uitleg in deze lessonup

😒🙁😐🙂😃

Wat vind je nog lastig?