Spelling - groep 7/8 - 2 maart

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

Spelling - 2 maart 2021

Doel: Herhaling van de categorieën van de afgelopen week.

Na deze instructie maak je opdracht 1, 2 en 3 van Week 4, Les 2

In deze les ga je weer lekker veel doen!

Check dus je oordopjes en pak pen + papier of whiteboard + stift.

Test hieronder je geluid: 

Testfragment

Sleep de juiste letters in het vak met het woord met ou of au.

ou

au

ou

ou

au

ou

au

au

..thentiek

ver..derd

eenv..dig

s..cijzenbroodje

ben..wd

..d-president

landb..wingenieur

..toriteit

Welke regels pas je toe bij de tussen-e? (er zijn meerdere antwoorden goed)

De tussen-e komt bij een samenstelling waarbij:

1. De hele samenstelling een bijvoeglijk naamwoord is.
2. Het eerste woord geen meervoud heeft of (ook) een meervoud op -es.
3. Het tweede woord een onbestaand woord is.
4. Het eerste woord zon, maan of koningin is.

Bij de vorige vraag waren er 3 antwoorden goed! 

Antwoord A,B en D waren goed.

De regels op een rijtje:

De hele samenstelling een bijvoeglijk naamwoord is.

het eerste woord geen meervoud heeft of (ook) een meervoud op -es.

Het eerste woord zon, maan of koningin is.

Kies het juist geschreven woord:

1. Peresap
2. Perensap

Kies het juist geschreven woord:

1. weidenvogel
2. weidevogel

Kies het juist geschreven woord:

1. spinnewiel
2. spinnenwiel

Kies het juist geschreven woord:

1. spinneweb
2. spinnenweb

Kies het juist geschreven woord:

1. groenteman
2. groentenman

Kies het juist geschreven woord:

1. snottenbel
2. snottebel

Werkwoordspelling

We hebben 3 verschillende werkwoordsvormen geoefend:

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

Voltooide tijd

Wat is de voltooide tijd van:
Zij wachten.

1. Zij wachtten.
2. Zij hebben gewacht.
3. Zij wachtend.
4. Zij hebben gewachd.

Wat is de tegenwoordige tijd van:
Hij was.

1. Hij wast.
2. Hij waste.
3. Hij is gewassen.
4. Hij is.

Wat is de verleden tijd van:
Wij lezen.

1. Wij hebben gelezen.
2. Wij lassen.
3. Wij lazen.
4. Wij leesden.

Schrijf het woord dat je hoort:

Woord 1

Schrijf het woord dat je hoort:

Woord 2

Schrijf het woord dat je hoort:

Woord 3

Schrijf de zin die je hoort:
(denk aan leestekens!)

Zin 1

Schrijf de zin die je hoort:
(denk aan leestekens!)

Zin 2

Schrijf de zin die je hoort:
(denk aan leestekens!)

Zin 3

Deze les ging:

😒🙁😐🙂😃

Je kunt nu verder gaan met de les

Blok 6, Week 4, Les 2

Succes!