This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Réviser: grammaire Chapitre 1
Chapitre 1
Grandes Lignes 3V
Slide 1 - Slide
Paragraphe D
L'adjectif / bijvoeglijk naamwoord
(p. 30)
--> wat herinneren jullie je nog?
Slide 2 - Slide
Wanneer extra e / s?
Slide 3 - Mind map
Het bijvoeglijk naamwoord (1)
Mannelijk EV: un livre intéressant
Vrouwelijk EV: une idée intéressante
Mannelijk MV: des livres intéressants
Vrouwelijk MV: des idées intéressantes
Kijk dus naar vier dingen: mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud en meervoud!
Slide 4 - Slide
Wat is de juiste vorm van het BN? Une fille .....
A
français
B
française
C
françaises
D
françaiss
Slide 5 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het BN? Il y a deux garçons ....
A
allemand
B
allemande
C
allemands
D
allemandes
Slide 6 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het BN? Ma maison est ......
A
blue
B
bleue
C
blues
D
bleues
Slide 7 - Quiz
En in deze situatie? (vul beide antwoorden achter elkaar met een komma + spatie ertussen) Un jeune garçon -> Une ........... fille le garçon est chinois -> les garçons sont .......
Slide 8 - Open question
Het bijvoeglijk naamwoord (3)
Denk ook aan de onregelmatige vrouwelijke vormen:
bon/bonne (= goed, lekker)
beau/belle (= mooi)
nouveau/nouvelle (= nieuwe)
vieux/vieille (= oud)
Slide 9 - Slide
Wat is de juiste vorm van het BN? Sa voiture est ........
A
nouveau
B
nouveaue
C
nouvele
D
nouvelle
Slide 10 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het BN? C'est une .......... cathédrale.
A
vieux
B
vieuxe
C
vieille
D
vieulle
Slide 11 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het BN? J'aime les ..... salades (v).
A
bon
B
bons
C
bonne
D
bonnes
Slide 12 - Quiz
Het bijvoeglijk naamwoord (4)
En dan de drie groepen onregelmatige vrouwelijke vormen:
-ien (italien > italienne)
-eux (dangereux > dangereuse)
-if (sportif > sportive)
Slide 13 - Slide
Wat is de juiste vorm van het BN? Lisa est ...
A
brésilien
B
brésilienne
C
brésiliens
D
brésiliennes
Slide 14 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het BN? Nadia et Ella sont ....
A
nerveux
B
nerveuse
C
nerveuses
D
nerveuxes
Slide 15 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het BN? Mes petites soeurs sont...
A
naïf
B
naïve
C
naïfs
D
naïves
Slide 16 - Quiz
Vul het juiste BN in. Cette église est très (ancien)
Slide 17 - Open question
Vul het juiste BN in. Ton chien est (agressif)
Slide 18 - Open question
Vul het juiste BN in. La prof de maths est (mystérieux).
Slide 19 - Open question
Vul het juiste BN in. Les actrices sont vraiment (beau).
Slide 20 - Open question
plaats in de zin
Standaard achter het ZN. Behalve die van het liedje;
gros, beau, bon joli
haut, long, large, petit
seul, jeune, vaste grand
vieux, mauvais, méchant
autre, nouveau, premier, dernier
Slide 21 - Slide
Quelle phrase est correcte?
A
C'est une française voiture.
B
C'est une voiture française.
Slide 22 - Quiz
Quelle phrase est correcte?
A
C'est un sac gris.
B
C'est un gris sac.
Slide 23 - Quiz
Quelle phrase est correcte?
A
C'est une nouvelle idée.
B
C'est une idée nouvelle.
Slide 24 - Quiz
Quelle phrase est correcte?
A
Louise est une jolie fille.
B
Louise est une fille jolie.
C
Louise est une joliee fille.
D
Louise est une fille joliee.
Slide 25 - Quiz
Paragraphe H
Le verbe / werkwoord op -re
(p. 44)
Slide 26 - Slide
Regelmatige ww op -re (1)
Je kent al regelmatige ww op -er. Dit is een nieuwe groep ww.
Bijvoorbeeld:
vendre (= verkopen)
rendre (= teruggeven)
répondre (= antwoorden)
attendre (= wachten)
entendre (=horen)
Slide 27 - Slide
Combine les verbes!
attendre
entendre
perdre
rendre
répondre
vendre
antwoorden
horen
teruggeven
verliezen
verkopen
wachten
Slide 28 - Drag question
Regelmatige ww op -re (2)
VENDRE (= verkopen) - Présent = tegenwoordige tijd Je vends
Tu vends
Il/elle/on vend
Nous vendons
Vous vendez
Ils/elles vendent
Attention! Twee regels:
1) STAM = hele ww - RE
2) STAM+UITGANG
Slide 29 - Slide
Kies de goede vorm van het ww. Tu (vendre, présent) ta maison.
A
vends
B
vend
C
vendons
D
vendez
Slide 30 - Quiz
Kies de goede vorm van het ww. Paul (attendre, présent) ses parents.
A
attends
B
attend
C
attendons
D
attendent
Slide 31 - Quiz
Kies de goede vorm van het ww. Vous (répondre, présent) au mail.
A
réponds
B
réponds
C
répondons
D
répondez
Slide 32 - Quiz
Kies de goede vorm van het ww. Les enfants (perdre, présent) le match.
A
perds
B
perd
C
perdez
D
perdent
Slide 33 - Quiz
Regelmatige ww op -re (3)
VENDRE (= verkopen) - Passé composé = verleden tijd
J'ai vendu Ik heb verkocht
Elle a répondu Zij heeft geantwoord
Nous avons attendu Wij hebben gewacht
Wat gebeurt er hierboven? Wat is de regel ook alweer?
Slide 34 - Slide
Zet in de juiste vorm. Tu (répondre, passé composé)
Slide 35 - Open question
Zet in de juiste vorm. Max (rendre, passé composé) le livre.
Slide 36 - Open question
Zet in de juiste vorm. Vous (perdre, passé composé).