Thema 6 Ecologie klas 3

Thema 6 Ecologie klas 3
Hoe komt energie uit dode organismen terug in een ecosysteem?

Indelen met behulp van organisatieniveau's! 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 360 min

Items in this lesson

Thema 6 Ecologie klas 3
Hoe komt energie uit dode organismen terug in een ecosysteem?

Indelen met behulp van organisatieniveau's! 

Slide 1 - Slide

Welk organisatieniveau is het grootst?
A
Biotoop
B
Bioom
C
Biosfeer
D
Biodiversiteit

Slide 2 - Quiz

Waarin bevinden zich alleen organismen van dezelfde soort?
A
Populatie
B
Leefgemeenschap
C
Ecosysteem
D
Bioom

Slide 3 - Quiz

Paragraaf 6.1 Wat is ecologie?
Waarom is de biotoop belangrijk voor het overleven van een soort?

Biotoop: alle abiotische factoren in een ecosysteem.
Ecosysteem: begrensd gebied inclusief zijn abiotisch en biotische factoren.

Biotisch: invloeden van levende/dode factoren.
Abiotisch: invloeden van levenloze factoren.

Een organisme is van zowel biotische als abiotische 
factoren afhankelijk om te overleven in een ecosysteem.

Slide 4 - Slide

Wat is GEEN onderdeel van een biotoop?
A
Water
B
Zuurstof
C
Temperatuur
D
Parasieten

Slide 5 - Quiz

Wat is ecologie?
A
studie over milieubewustheid
B
leer van alle levende organismen
C
de samenhang tussen organismen in een bepaald gebied
D
de manier waarop een soort in zijn omgeving past

Slide 6 - Quiz

Maken van paragraaf 6.1:
Opdracht 1, 2, 3 en 4

Waarom is de biotoop belangrijk voor het overleven van een soort?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Paragraaf 6.2 Voedselrelaties
Waarom begint een voedselketen of voedselweb altijd met een producent?

Trofische niveaus: 
- producent: PLANT (1e schakel)
- consument van de 1e orde: HERBIVOOR (2e schakel)
- consument van de 2e orde: OMNIVOOR/CARNIVOOR (3e schakel)
- consument van de 3e orde: OMNIVOOR/CARNIVOOR (4e schakel)
- consument van de 4e/5e/6e orde etc. OMNIVOOR/CARNIVOOR (5e/6e/7e etc. schakel)
De pijl wijst altijd naar het dier wat eet!

Planten zijn autotroof: ze maken hun eigen voedsel door middel van fotosynthese.
Consumenten en reducenten zijn heterotroof: ze hebben andere organismen nodig om 
aan voedsel te komen.
Reducent: schimmels en bacteriën: breken dode organismen af tot mineralen voor planten.

Slide 9 - Slide

Hoeveel omnivoren tel je?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quiz

Wat is de slang NIET in dit voedselweb?
A
Consument 1e orde
B
Consument 2e orde
C
Consument 3e orde
D
Consument 4e orde

Slide 11 - Quiz

Hoeveel verschillende voedselketens kun je maximaal uit dit voedselweb maken?
A
5
B
8
C
10
D
13

Slide 12 - Quiz

Maken van paragraaf 6.2:
Opdracht 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11

Waarom begint een voedselketen of voedselweb altijd met een producent?

Slide 13 - Slide

Paragraaf 6.3 Kringlopen
Waarom zijn reducenten belangrijk om producenten in leven te houden?

Koolstof: C                        Glucose: C6H12O6
Fotosynthese in bladgroenkorrels (in aanwezigheid van zonlicht): CO2 (koolstofdioxide) + H2O -> C6H12O6 (glucose) + O2
Glucose kan worden gebruikt als brandstof.
Glucose kan worden omgebouwd tot glycogeen of vet om een reservestof te worden.
Glucose kan worden omgebouwd tot eiwit om een bouwstof te worden.

De 'C' atomen komen dus voor in zowel planten als dieren en reducenten.
Als organismen glucose verbranden, komt de 'C' weer als koolstofdioxide in de lucht.
Glucose is dus een energierijke stof!
Reducenten breken dode organismen af tot stikstofzouten -> planten maken van stikstofzouten en glucose  planteiwitten.

Slide 14 - Slide

Wat kunnen planten NIET van glucose maken?
A
Cellulose
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Stikstof

Slide 15 - Quiz

Wat is NIET nodig voor fotosynthese?
A
Zonlicht
B
Water
C
Glucose
D
Koolstofdioxide

Slide 16 - Quiz

Welke uitspraak klopt NIET?
A
Water is nodig voor stevigheid van cellen.
B
Voor verbranding is energie nodig.
C
Schimmels en bacteriën doen aan verbranding.
D
Stikstofzouten zitten in de grond.

Slide 17 - Quiz

Maken van paragraaf 6.3:
Opdracht 12, 13 en 14

Waarom zijn reducenten belangrijk om producenten in leven te houden?

Slide 18 - Slide

Paragraaf 6.4 Piramides en 6.5 Energiestroom in een ecosysteem
Waarom heeft de piramide van biomassa een piramidevorm?
Biomassa: de massa van alle energierijke stoffen in een organisme (koolhydraten, eiwitten en vetten)

In de piramide van biomassa gaat elk trofisch niveau energie verloren door:
- Poepen (onverteerbare resten)
- Verbranden (van energierijke stoffen), zodat organisme genoeg energie heeft voor bewegen, groeien en weefselherstel.
- Sterfte (door ziekte/ouderdom)

De piramide van aantallen heeft niet altijd een piramide vorm:
- 1 boom kan genoeg biomassa hebben voor 1000 rupsen.

De biomassa van de producenten moet groter zijn dan de biomassa 
van de consumenten!
De toppredator staat bovenaan in de voedselketen, hij heeft geen
predatoren en sterft aan ouderdom of ziekte!


Slide 19 - Slide

Wat is ONJUIST?
A
Er zijn meer afvaleters dan consumenten
B
Er zijn meer producenten dan consumenten
C
Er zijn meer reducenten dan consumenten
D
Er zijn meer carnivoren dan herbivoren

Slide 20 - Quiz

Elk trofisch niveau gaat er energie verloren. Wat is NIET een voorbeeld waardoor energie verloren gaat?
A
Poepen
B
Verbranden
C
Sterfte
D
Weefselgroei

Slide 21 - Quiz

Als de toppredator sterft, gaat de biomassa dan verloren?
A
Nee, afvaleters en reducenten leven van deze biomassa
B
Ja, de toppredator heeft geen natuurlijke vijanden
C
Nee, planten eten dode organismen
D
Ja, dode organismen drogen uit en dan is er geen biomassa meer over

Slide 22 - Quiz

Maken van paragraaf 6.4 en 6.5:
Opdracht 15, 16, 18 en 19

Waarom heeft de piramide
van biomassa een
piramidevorm?

Slide 23 - Slide

Paragraaf 6.6 Populaties
Waarom zit er een maximale grootte aan de omvang van een populatie?
Draagkracht: maximale grootte van een populatie die een ecosysteem kan  handhaven -> anders ontstaat plaag die alles opeet

Waardoor neemt populatiegroei toe?
- Optimale temperatuur
- Groot voedselaanbod
- Veel nestelgelegenheid
- Weinig predatoren
Waardoor neemt populatiegroei af?
- Te koude of te warme temperatuur
- Weinig voedsel
- Veel predatoren
- Veel parasieten / ziekte
De belangrijkste activiteiten van een organisme zijn eten en voortplanten!

Slide 24 - Slide

Welke soort overleeft het beste temperatuurschommelingen?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 25 - Quiz

Waarom worden oren van zoogdieren steeds groter?
A
Beter kunnen horen
B
Meer warmte afgifte
C
Aantrekkelijk voor vrouwtjes
D
Intimiderend voor soortgenoten

Slide 26 - Quiz

Waarom mag de draagkracht van een gebied niet worden overschreden?

Slide 27 - Open question

Maken van paragraaf 6.6:
Opdracht 20, 21 en 22

Waarom zit er een maximale grootte aan de omvang van een populatie?

Slide 28 - Slide

NIET LEREN
Paragraaf 6.7, 6.8, 6.9, 6.10 en 6.11

Slide 29 - Slide