Leesles / theorie doornemen

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leesboek;
  • je leerwerkboek deel B
  • je schrift en pen.
Les 5

1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leesboek;
  • je leerwerkboek deel B
  • je schrift en pen.
Les 5

Slide 1 - Slide

timer
25:00

Slide 2 - Slide

Toets lezen
Paar theorievragen over 3.3, 4.3 en/of 5.3
1.3 en 2.3 is je basis

Teksten met vragen zoals in de lessen is geoefend.

Schema's achterin je boek: 
alle signaalwoorden en tekstverbanden!

Slide 3 - Slide

Planning
Volgende week: geen les Nederlands?
Start met leren/oefenen voor de toets.

Week 23: 
les 1: vragen stellen
les 2: toets

Slide 4 - Slide

Betogende tekst (p. 170 A-boek)
Vaak heeft een betoog een driedeling:
  • inleiding: onderwerp en mening
  • kern: argumenten voor die mening
  • slot: conclusie of samenvatting

Hoofdgedachte: mening van de schrijver, meestal met daarbij zijn/haar belangrijkste argument.
Vraag je steeds af: ben ik het eens met de schrijver, met zijn mening, met zijn argumenten?

Slide 5 - Slide

Havo

Neem de LessonUp door

Studiewijzer

Leren voor de toets
Vwo

Meedoen met uitleg

Slide 6 - Slide

Begrippen
Argument: informatie waarmee de schrijver wil bewijzen dat zijn mening juist is. (feit/mening)
Tegenargument: argument van iemand met andere mening over hetzelfde onderwerp
Weerlegging: extra argument om het tegenargument onderuit te halen / ontkrachten


Slide 7 - Slide

oordeel, opvatting, mening, stelling

Slide 8 - Slide

Oefening voor vwo (studiewijzer)
Boek: vwo/gymnasium 2a

Bekijk/maak van paragraaf 3.3: opdracht 15 en 16 bij tekst 3

Antwoorden studiewijzer bij toets lezen

Slide 9 - Slide

1.3 lezen
  • leesstrategieën
  • herkennen tekstverbanden (en 1 nieuwe)
  • benoemen tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen
  • herkennen titels en benoemen onderwerp
  • benoemen hoofdgedachte

Slide 10 - Slide

Verkennend lezen 
Vanaf nu ook elke eerste zin van alle alinea's.

Slide 11 - Slide

Nauwkeurig lezen 






Onderwerp, tekstsoort, tekstdoel, opbouw, bron/schrijver.

Slide 12 - Slide

Tekstdoel, -soort en tekstvorm






Tekstdoel is altijd een werkwoord. De schrijver wil ...
tekstdoel
uitleg
tekstsoort
vorm
informeren
de lezer informatie geven
informerende tekst
verslag
overtuigen
de lezer overtuigen (mening)
betogende tekst
boekbespreking
activeren
de lezer iets laten doen
activerende tekst
advertentie
amuseren
de lezer vermaken
amuserende tekst
stripboek

Slide 13 - Slide

Titel
Inleiding
Tussenkopje
Tussenkopje

Slide 14 - Slide

Onderwerp: 
fietslicht
Deelonderwerp:
fietslamp aan in het donker
Deelonderwerp:
fietsverlichtings-actie doelgroep
Deelonderwerp:
boete fietsen zonder lamp
Alinea 2
Alinea 3
Alinea 1

Slide 15 - Slide

Hoofdgedachte
Het belangrijkste wat de schrijver zegt. Zoek deze in inleiding en/of slot van de tekst. De hoofdgedachte geeft meestal in één of twee zinnen kort weer waar de tekst over gaat.

Slide 16 - Slide

2.3 lezen

  • Soorten informatieve teksten
  • Herkennen soorten interviewverslagen
  • Functies inleiding en slot
  • Samenvattend tekstverband herkennen

Slide 17 - Slide

Tekstopbouw: inleiding
- aandacht trekken 
- het onderwerp benoemen of omschrijven
- de aanleiding noemen
- de centrale vraag stellen 
- een mening geven
- een samenvatting geven 

Slide 18 - Slide

Tekstopbouw: slot
- conclusie
- samenvatting
- advies


Slide 19 - Slide

Leerdoelen 3.3 Lezen  (p. 172)
  • Ik weet wat een betogende tekst is. (herhaling)
  • Ik weet wat argumenten zijn.
  • Ik kan de leesstrategie kritisch lezen toepassen.
  • Ik kan het tekstverband oorzaak en gevolg herkennen.

Slide 20 - Slide

Kenmerken betogende tekst
Vaak heeft een betoog een driedeling:
  • inleiding: onderwerp en mening
  • kern: argumenten voor die mening
  • slot: conclusie of samenvatting

Hoofdgedachte: mening van de schrijver, meestal met daarbij zijn/haar belangrijkste argument.
Vraag je steeds af: ben ik het eens met de schrijver, met zijn mening, met zijn argumenten?

Slide 21 - Slide

Argumenten
Een argument is informatie waarmee de schrijver wil bewijzen dat hij gelijk heeft, dat zijn mening juist is. Een argument kan zowel een feit als een mening zijn.

• Ik vind Groningen een leuke stad, want je kunt er goed winkelen.
• Ik vind Rotterdam groter dan Ommen, want er wonen meer mensen. 

Wat overtuigd meer: een feit of een mening?

Slide 22 - Slide

Kritisch lezen
Doel: beoordelen of de inhoud van de tekst overtuigend is. 
Hoe?: door beoordelende vragen te stellen bij de argumenten, tegenargumenten en weerleggingen.

Dus: is de schrijver deskundig, is de informatiebron betrouwbaar en is de informatie waar.

Slide 23 - Slide

Leesstrategie: kritisch lezen
Feit als argument:
  • Is dit waar? Is dit echt zo gebeurd?
  • Hoe komt de schrijver aan die informatie? Onderzoek?
Mening als argument:
  • Vind ik dit overtuigend? Klopt het met wat ik zelf vind?
  • Klopt dit met wat ik heb ervaren? Hoe waarschijnlijk is dit?

Toon: neutraal, spottend, formeel.

Slide 24 - Slide

Denk aan de signaalwoorden en ...
 tekstverbanden!

Slide 25 - Slide

Leerdoelen 4.3 Lezen (p. 21)
  • Activerende tekst herkennen.
  • Beeld en opmaak in teksten herkennen.
  • Het tekstverband middel en doel herkennen.
  • Het voorwaardelijk tekstverband herkennen. 

Slide 26 - Slide

Activerende teksten (tekstsoort)
  • Doel: activeren, lezer moet in actie komen
door iets te kopen of oproep om lid te worden/meedoen

  • Informeren en overtuigen met argumenten 

  • Tekstvormen: reclame, advertenties, folders e.d

Slide 27 - Slide

Beeld en opmaak (p. 22)
- Opmaak (vorm van de tekst): verdeling tekst over de pagina, lettertype en lettergrootte, gebruik van kleur
- Beeld kan een foto, plaatje of afbeelding zijn. Functies:
  1. aandacht trekken
  2. illustratie bij de tekst
  3. voorbeeld bij de tekst
  4. informatie toevoegen die niet in de tekst staat

Slide 28 - Slide

Twee soorten reclame
Commerciële reclame --> overhalen om iets te kopen.

Ideële reclame -->  maatschappelijk doel --> gedrag of opvatting van mensen veranderen.

Slide 29 - Slide

Doel – middel
om ... te, 
daarmee, 
waarmee, 
opdat

Slide 30 - Slide

Voorwaardelijk

als, wanneer, 
indien, mits, 
tenzij, op voorwaarde dat

Slide 31 - Slide

Leerdoelen 5.3  (p. 93)
  • Je weet wat een beknopte en schematische samenvatting is. Je weet hoe je deze kan schrijven.
  • Je kent de volgende vaste tekststructuren:
  1. verklaringsstructuur
  2. voor- en nadelenstructuur
  3. probleem-oplossingsstructuur

Slide 32 - Slide

Theorie (soorten samenvattingen)  p.93
Samenvatting = 
zo beknopt mogelijk informatie geven over de inhoud van een tekst.

- Beknopte samenvatting
- Schematische samenvatting

Slide 33 - Slide

Beknopte samenvatting 
  • samenvatting hoofdzaken
  • hele zinnen
  • signaal- en verwijswoorden

Slide 34 - Slide

Theorie (beknopte samenvatting)
Vaste structuur nr. 1:
  •  Tekst met verklaringstructuur
Inleiding: Welk verschijnsel wordt behandeld?
Kern: Wat zijn redenen/oorzaken/verklaringen?
Slot: Welke verklaring is het belangrijkst / meest waarschijnlijk?

Slide 35 - Slide

Theorie (beknopte samenvatting)
Vaste structuur nr. 2:
  • Tekst met voor- en nadelenstructuur
Inleiding: Wat wordt beoordeeld?
Kern: Wat zijn de voordelen? Wat zijn de nadelen?
Slot: Wat is de conclusie?

Slide 36 - Slide

Theorie (beknopte samenvatting)
Vaste structuur nr. 3:
  • Tekst met probleem-oplossingstructuur
- Inleiding: Wat is het probleem?
- Kern: Wat zijn de oorzaken? Wat zijn de gevolgen?
- Slot: Welke oplossing(en) noemt de tekst?

Slide 37 - Slide

Theorie (beknopte samenvatting)
Geen structuur?
Tekst die geen vaste structuur heeft
- Wat is het onderwerp?
- Wat zijn de deelonderwerpen en wat wordt erover gezegd?

Slide 38 - Slide

Theorie (soorten samenvattingen)  p.93
Samenvatting = 
zo beknopt mogelijk informatie geven over de inhoud van een tekst.

- Beknopte samenvatting
- Schematische samenvatting

Slide 39 - Slide

Schematische samenvatting p.96
  • hoofdzaken: onderwerp, deelonderwerpen, belangrijkste informatie
  • steekwoorden / korte zinnen
  • signaalwoorden of tekens
  • opsommingen

Slide 40 - Slide

Voorbeeld

Slide 41 - Slide

Herkennen van structuur
- Lees titel, tussenkopjes, inleiding en slot
- Wordt er een verschijnsel (b.v. aardbevingen) behandeld?
- Worden er voor- of nadelen van iets gegeven?
- Staat het woord "oplossing" in de tekst?


Slide 42 - Slide