Grammatica zinsdelen H4: lijdend voorwerp les 3

Grammatica zinsdelen 
Lijdend voorwerp 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen 
Lijdend voorwerp 

Slide 1 - Slide

Doel van de les 
Aan het einde van de les heb je geoefend met het herkennen van lijdend voorwerp in een zin en heb je geoefend met het verdelen van zinsdelen.

Slide 2 - Slide

Vertel in je eigen woorden wat een lijdend voorwerp is.

Slide 3 - Open question

Opdracht 3 één zin

Slide 4 - Open question

Opdracht 4

Slide 5 - Open question

Opdracht 4 bespreken 
  • Als ik je naam noem, lees je een willekeurige zin voor.
  • Ik typ de zin mee op het beeldscherm. 
  • We bespreken vervolgens of de zin correct is.

Slide 6 - Slide

Zin ontleden - einddoel
Wat moet je kunnen/kennen?

  • Theorievragen beantwoorden over de zinsdelen
  • Zin kunnen verdelen in zinsdeelstreepjes
  • Pv, ow, wg en lv vinden in een zin
  • Werkwoordelijke uitdrukking vinden in een zin
  • Zelf een zin maken met een gegeven volgorde

Slide 7 - Slide

Toets opgeven
Donderdag 28 januari:
repetitie grammatica zinsdelen H1 t/m H4

Op SOM staat wat je moet leren en er staan oefeningen

Slide 8 - Slide

Onderwerp
Persoonsvorm
Werkwoordelijk
gezegde
Lijdend voorwerp
Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet.
Dit zinsdeel overkomt of ondergaat iets.
Dit zinsdeel vertelt wat het onderwerp in een zin doet.
Dit zinsdeel verandert mee als je de zin van tijd verandert.

Slide 9 - Drag question

Van der Dam / heeft / 2K2 / een online les / gegeven. 
Van der Dam heeft een online les gegeven. 
Van der Dam heeft 2K2 een online les gegeven
Van der Dam heeft 2K2 een online les gegeven. 
Van der Dam heeft 2K2 een online les gegeven. 
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen
lijdend voorwerp

Slide 10 - Drag question

Stappenplan zin ontleden
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zin verdelen met streepjes
lijdend voorwerp

Slide 11 - Drag question

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin.?

"Hij speelt met de hond in de tuin."
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

'Hanneke eet het liefst elke dag een hamburger.'
A
Hanneke
B
een hamburger
C
elke dag
D
er staat geen lijdend voorwerp in

Slide 13 - Quiz

In deze zin staat een lijdend voorwerp.

"Hij speelt met de hond in de tuin."
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Wat is het gezegde in deze zin?

'Mijn moeder is de was in de wasmachine aan het doen.'
A
is
B
is doen
C
is aan het doen
D
is was doen

Slide 15 - Quiz

Huiswerk voor de volgende les
Huiswerk voor morgen:
Maken opdracht 2 op blz. 119 

Slide 16 - Slide