Hoe overleef ik mijn vakantie? clase 1
1 / 34
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wat hoop je te leren in deze module?
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Vervoeg het regelmatige werwoord.
El hombre ______(beber) mucho.
El hombre ______(beber) mucho.
Slide 12 - Open question
Vervoeg het regelmatige werkwoord.
Nosotros_____(cantar) una canción.
Nosotros_____(cantar) una canción.
Slide 13 - Open question
Vervoeg het regelmatige werkwoord:
La chica______(bailar) mucho.
La chica______(bailar) mucho.
Slide 14 - Open question
Vervoeg het regelmatige werkwoord.
Elena y María ______ (hablar) en español.
Elena y María ______ (hablar) en español.
Slide 15 - Open question
Vervoeg het regelmatige werkwoord.
Ellos____(vivir) en España
Ellos____(vivir) en España
Slide 16 - Open question
Vervoeg het regelmatige werkwoord. Yo____ (escribir) mis mensajes en Whatsapp.
Slide 17 - Open question
Vervoeg het regelmatige werkwoord.
Vosotros _____ (comer) un bocadillo con queso.
Vosotros _____ (comer) un bocadillo con queso.
Slide 18 - Open question
Welke Spaanse woorden ken je al die te maken hebben met vakantie?
Slide 19 - Mind map
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Video
El verano: welke woorden heb je gehoord?
Slide 22 - Mind map
La playa =
A
Het strand
B
De plaag
C
De bal
D
De zomer
Slide 23 - Quiz
La sombrilla=
A
De zee
B
De zon
C
De parasol
D
De som
Slide 24 - Quiz
Las gafas de sol=
A
Het zomerjurkje
B
De skibril
C
De zandbak
D
De zonnebril
Slide 25 - Quiz
El bikini=
A
De bikini
B
De cocktail
C
De vakantie
D
De handdoek
Slide 26 - Quiz
La toalla=
A
De taart
B
De handdoek
C
De rekening
D
Het strand
Slide 27 - Quiz
La crema del sol=
A
Het drankje
B
Het ijsje
C
De zonnebril
D
Zonnebrandcrème
Slide 28 - Quiz
Las chancletas=
A
De slippers
B
De castagnetten
C
De zwembroek
D
De hoed
