This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Nabespreken Oefexamen 1
Vragen die slechts gescoord hebben
Slide 1 - Slide
Een verdachte wordt staande gehouden door een BOA die hem zojuist een overtreding zag plegen. De BOA deelt de verdachte mee van welk feit hij hem verdenkt, vraagt de verdachte meteen naar zijn identiteitsgegevens. De verdachte weigert zijn identiteitsgegevens op te geven aan de BOA.
Mag de verdachte dat weigeren?
A
Ja, want de cautie was nog niet gegeven
B
Ja, de verdachte mag straffeloos weigeren zijn identiteitsgegevens op te geven.
C
Nee, de verdachte is nu strafbaar voor het niet opgeven van zijn identiteitsgegevens.
Slide 2 - Quiz
Is de hulpofficier van justitie bevoegd om een aangehouden verdachte aan zijn lichaam te laten onderzoeken om bewijsmateriaal te verzamelen?
A
Nee, deze bevoegdheid is voorbehouden aan de officier van justitie.
B
Ja, als er ernstige bezwaren zijn tegen deze verdachte.
C
Ja, als er sprake is van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de verdachte of zijn omgeving.
Slide 3 - Quiz
Levert het proces-verbaal op zichzelf voldoende wettelijk bewijs op?
A
Ja, indien de rechter de overtuiging heeft dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
B
Nee, een proces-verbaal zal ondersteund moeten worden door een getuigenverklaring om voldoende wettig en overtuigend bewijs te hebben.
C
Ja, een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal levert altijd voldoende wettig en overtuigend bewijs op.
Slide 4 - Quiz
Is de officier van justitie bevoegd te bevelen dat een proces-verbaal van eigen verhoor wordt onthouden aan de verdachte?
A
Nee, de rechter-commissaris is daartoe wel bevoegd.
B
Ja, aan de verdachte mogen namelijk bepaalde stukken worden onthouden.
C
Nee, het Wetboek van Strafvordering staat dat niet toe.
Slide 5 - Quiz
Welke feiten zijn de feiten waarop voorlopige hechtenis mogelijk is (VH-feiten)?
A
alle misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht
B
alle misdrijven waarop gevangenisstraf staat
C
alle misdrijven waarop 4 jaar of meer gevangenisstraf staat
Slide 6 - Quiz
Wolbrink is rechercheur bij de rijksrecherche. Tot welke categorie ambtenaren behoort hij?
A
Hij is politieambtenaar van de rijksrecherche, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
B
Hij is bijzonder ambtenaar van politie, de rijksrecherche.
C
Hij is ambtenaar van politie aangesteld bij een landelijke eenheid van politie, de rijksrecherche.
Slide 7 - Quiz
Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien. Dat staat in artikel 1 Wetboek van Strafvordering. Wat betekent dit?
A
Strafvordering mag alleen plaatsvinden nadat het gedrag strafbaar is gesteld in een wet.
B
Strafvordering wordt vastgesteld in een wet of ander wettelijk voorschrift.
C
Opsporingsbevoegdheden mogen alleen in een wet in formele zin worden vastgesteld.
Slide 8 - Quiz
Henk vraagt aan Wim een boek te leen. Wim leent dit boek uit aan Henk. Wat is de vermogensrechtelijke betrekking tussen Henk en het boek?
A
Henk is de bewaarder van dit boek.
B
Henk is de tijdelijke eigenaar van dit boek.
C
Henk is de houder van dit boek.
Slide 9 - Quiz
Een man is te gast in een café en hij misdraagt zich. De uitbater vordert de man dat hij de zaak meteen moet verlaten. De zich misdragende gast doet dat niet en blijft aan de bar zitten. Is deze man nu strafbaar voor huisvredebreuk?
A
Nee, het artikel huisvredebreuk is in deze situatie niet van toepassing. Huisvredebreuk is alleen strafbaar als het in een woning wordt gepleegd.
B
Ja, de man misdraagt zich en als hij niet op eerste vordering het café verlaat is hij strafbaar voor dit feit.
C
Nee, in deze situatie moet de man na een tweede vordering weigeren het café te verlaten om strafbaar te zijn voor dit feit.
Slide 10 - Quiz
Een agent heeft opdracht van de officier van justitie om een bepaalde verdachte buiten heterdaad aan te houden. De agent ziet de verdachte lopen op straat en hij ziet dat deze verdachte een discotheek binnengaat. De portier weigert de toegang aan de agent. Is de agent bevoegd om tegen de wil van de portier de disco te betreden?
A
Ja, indien hij een schriftelijke machtiging tot binnentreden heeft.
B
Nee
C
Ja
Slide 11 - Quiz
Wat is juist met betrekking tot de Provinciewet?
A
Een lid van Gedeputeerde Staten is niet tevens lid van Provinciale Staten.
B
De gedeputeerden worden uit hun midden gekozen door de Provinciale Staten.
C
Gedeputeerde Staten vormen de hoogste macht in de provincie.
Slide 12 - Quiz
Hieronder worden vier functionarissen genoemd. Wie is/zijn bevoegd om foto's en vingerafdrukken te (laten) nemen ter vaststelling van de identiteit van de aangehouden verdachte van feit waarop geen voorlopige hechtenis mogelijk is? 1. rechter-commissaris 2. officier van justitie 3. hulpofficier van justitie 4. agent van politie die geen hulpofficier van justitie is
A
Alleen 2, 3 en 4 en alleen als er twijfel over de identiteit bestaat.
B
Alleen 1 en 2.
C
Alleen 2 en 3, alleen als er twijfel over de identiteit bestaat
Slide 13 - Quiz
Een burger houdt op heterdaad een verdachte aan. Twee agenten komen even later ter plaatse.
Wat moeten deze agenten doen?
A
De verdachte zo spoedig mogelijk overbrengen naar een plaats van verhoor.
B
De verdachte de cautie geven en kort horen over het feit
C
De verdachte ten spoedigste voorgeleiden bij de hulpofficier van justitie
Slide 14 - Quiz
Wat is juist met betrekking tot het schriftelijk verslag van het binnentreden in een woning?
A
Dit verslag wordt aan de bewoner ter beschikking gesteld door het OM, als de bewoner daarom verzoekt.
B
Dit verslag wordt opgemaakt op ambtseed of ambtsbelofte.
C
Dit verslag wordt ondertekend door de bewoner en de ambtenaar die de woning betrad
Slide 15 - Quiz
Welk gerecht is bevoegd om het hoger beroep van een APV-overtreding te berechten?
A
de meervoudige kamer van de rechtbank.
B
De enkelvoudige kamer van het gerechtshof.
C
De politierechter op de arrondissementsrechtbank.
Slide 16 - Quiz
Wat is juist?
A
De medepleger kan als dader worden gestraft.
.
B
De medeplichtige is onder voorwaarden strafbaar als dader.
C
De doenpleger pleegt het feit samen met de medepleger
Slide 17 - Quiz
Welke strafbare feiten worden berecht door de politierechter en wat is de maximale straf die de officier van justitie mag eisen?
A
Misdrijven die eenvoudig te bewijzen zijn en de maximaal te eisen straf is één jaar.
B
Misdrijven en overtredingen die eenvoudig te bewijzen zijn en de maximaal te eisen straf is één jaar.
C
Misdrijven die eenvoudig te bewijzen zijn en de maximaal te eisen straf is 6 maanden.
Slide 18 - Quiz
Een man is van plan folders uit te delen op een spoorwegstation. Dit feit is als overtreding strafbaar gesteld in de Spoorwegwet. Hij wil net beginnen met het uitdelen en haalt alvast wat folders uit zijn zak. Vlak voordat hij op het station de eerste folder uitdeelt, ziet hij twee agenten aankomen. Omdat hij niet bekeurd wil worden steekt hij de folders weer snel in zijn zak. Is dit een strafbare poging?
A
Nee, in principe is een poging tot een overtreding niet strafbaar.
B
Nee, hij is niet begonnen met de uitvoering van dit strafbare feit.
C
Ja, er is een begin gemaakt met de uitvoering van dit strafbare feit en de terugtrekking was niet vrijwillig.
Slide 19 - Quiz
Een klant ziet in een winkel dat een man daar een diefstal pleegt. De man loopt naar buiten en de klant vertelt aan de beveiliger in de winkel wat zij zojuist zag. De beveiliger loopt daarop de man meteen achterna de winkel uit. Waartoe is de beveiliger in dit geval volgens het Wetboek van Strafvordering bevoegd?
A
Staande houden en de politie onverwijld in kennis stellen.
B
Aanhouden en onverwijld overdragen aan een opsporingsambtenaar onder afgifte van bij de verdachte aangetroffen voorwerpen.
C
Aanhouden en de gestolen goederen in beslag nemen en onverwijld overdragen aan een opsporingsambtenaar
Slide 20 - Quiz
Bij wie wordt een inbeslaggenomen voorwerp ondergebracht als het nog niet wordt teruggegeven?
A
bij het Openbaar Ministerie
B
bij de politie
C
bij een aangewezen bewaarder
Slide 21 - Quiz
Is het Openbaar Ministerie verplicht om gedurende het voorbereidend onderzoek kennisneming van alle processtukken toe te staan aan de verdachte?
A
Ja, de verdachte heeft namelijk recht op alle processtukken omdat hij zich moet kunnen verdedigen tegen de beschuldiging.
B
Nee, bepaalde stukken mogen hem tijdelijk worden onthouden.
C
Nee, tijdens het voorbereidend onderzoek heeft de verdachte geen recht op kennisneming van de processtukken.
Slide 22 - Quiz
De wetgevende macht berust bij?
A
de regering en de Koning
B
de Eerste Kamer en Tweede Kamer
C
de regering en de Staten-Generaal
Slide 23 - Quiz
Is medeplichtigheid aan een overtreding in het algemeen strafbaar?
A
Nee, medeplichtigheid aan een overtreding is uitgesloten.
B
Nee, in principe is alleen medeplichtigheid aan een misdrijf strafbaar.
C
Ja, maar de straf bij medeplichtigheid aan een overtreding wordt met 1/3 verminderd.
Slide 24 - Quiz
De Koning is onschendbaar. Wat is waar in relatie tot deze stelling?
A
De minister moet verantwoording afleggen door de Koning.
B
De Koning behoort niet tot de regering en is daarom politiek onschendbaar.
C
De minister is politiek verantwoordelijk voor het optreden van de Koning.
Slide 25 - Quiz
Een agent en een burger constateren beiden een misdrijf. De verdachte vlucht te voet en verdwijnt in zijn woning. De agent en de burger staan nu voor de open deur van de woning. De agent is niet in het bezit van een schriftelijke machtiging.
Mogen de agent en de burger de woning betreden ter aanhouding van de verdachte?
A
Agent: ja. Burger: ja.
B
Agent: nee. Burger: nee.
C
Agent: ja. Burger: nee.
Slide 26 - Quiz
Tot op welk moment kan een strafzaak geseponeerd worden?
A
Tot het moment dat het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen.
B
Tot het moment dat de vervolging is aangevangen.
C
Tot het moment dat de verdachte de dagvaarding de dagvaarding heeft ontvangen.
Slide 27 - Quiz
Wie heeft gezag over de politie in het kader van de openbare orde?
A
de gemeenteraad
B
de officier van justitie
C
de burgemeester
Slide 28 - Quiz
Wat is een raadsheer op het gerechtshof?
A
Een advocaat die de verdachte verdedigt en van advies voorziet.
B
De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie op dit gerecht
C
Een rechter die rechtspreekt op dit gerecht.
Slide 29 - Quiz
Wie geeft het bevel tot bewaring van de verdachte?
A
de rechter-commissaris
B
de zittingsrechter
C
de officier van justitie
Slide 30 - Quiz
Een BOA betreedt een vrijstaande schuur om een verdachte aan te houden die hij zojuist betrapte op een diefstal. De eigenaar van deze schuur doet later aangifte van huisvredebreuk (art. 138 Wetboek van Strafrecht) door de BOA omdat deze zonder toestemming de schuur heeft betreden. Op welke strafuitsluitingsgrond uit het Wetboek van Strafrecht kan de BOA zich beroepen?
A
Deze BOA kan zich beroepen op een wettelijk voorschrift.
B
Deze BOA kan zich beroepen op overmacht.
C
Er is geen sprake van huisvredebreuk omdat er slechts een vrijstaande schuur werd betreden.
Slide 31 - Quiz
Tijdens een voetbalwedstrijd in een voetbalstadion ziet een agent een man strafbare feiten pleegt waarop meer dan vier jaar gevangenisstraf is gesteld. De volgende dag ziet de agent deze man op straat lopen
Is hij bevoegd de verdachte aan te houden?
A
Nee, aanhouden buiten heterdaad kan alleen op bevel van de officier van justitie of hulpofficier van justitie.
B
Ja, omdat hij het feit zelf ontdekte.
C
Ja, mits het bevel van de officier van justitie of de hulpofficier van justitie niet kon worden afgewacht.