SO grammatica

SO grammatica
Herkansing brugklas 

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

SO grammatica
Herkansing brugklas 

Slide 1 - Slide

Waar of niet waar:
Als er 1 werkwoord in de zin staat is dat een hulpwerkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Waar of niet waar:
Zelfstandig naamwoorden komen alleen voor in Europese talen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Waar of niet waar: voornaamwoorden verwijzen naar personen, dieren, dingen of begrippen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Sleep de werkwoorden uit onderstaande zin naar het juiste type werkwoord:
Word jij ook door je ouders opgegeven voor die extra bijles in de vakantie?
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Geen werkwoord
Word
opgegeven

Slide 5 - Drag question

Sleep de werkwoorden uit onderstaande zin naar het juiste type werkwoord:
Zou je nou eindelijk eens een keertje op tijd bij de training kunnen zijn?
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Geen werkwoord
Zou
kunnen
zijn

Slide 6 - Drag question

Sleep de werkwoorden uit onderstaande zin naar het juiste type werkwoord:
De jeugdige leraar is trots op zijn lange haar.
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Geen werkwoord
is
zijn

Slide 7 - Drag question

Sleep de werkwoorden uit onderstaande zin naar het juiste type werkwoord:
Ik ben vaak naar zijn feestjes geweest. 
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Geen werkwoord
ben
zijn
geweest

Slide 8 - Drag question

Welke zelfstandig naamwoorden staan in onderstaande zin?

In Nederland vragen jonge mensen hulp aan de regering van Mark Rutte.

A
Mensen, regering ,
B
Mensen, regering, Mark, hulp, jonge
C
Nederland, mensen, regering, Mark, Rutte, hulp
D
Nederland, jonge, mensen, regering, Mark, Rutte, hulp

Slide 9 - Quiz

Welke zelfstandig naamwoorden staan in onderstaande zin?

In hun keiharde schedel zit volgens stichting Brein nauwelijks hersenvloeistof, waardoor het kleine spechtenbrein minder heen en weer klotst.

A
schedel, hersenvloeistof, keiharde ,
B
hersenvloeistof, spechtenbrein, klotst, stichting
C
schedel, hersenvloeistof, spechtenbrein
D
schedel, hersenvloeistof, spechtenbrein, Brein

Slide 10 - Quiz

Sleep de woorden uit onderstaande zin naar de juiste woordsoorten.
Koop jij dat groene truitje, dan neem ik die oranje.

lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
jij
groene
truitje
ik
oranje

Slide 11 - Drag question

Sleep de woorden uit onderstaande zin naar de juiste woordsoorten.
Vorige zomer vroegen zij ons of we ons wel realiseerden wat hen was aangedaan.

lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
vorige
zomer
zij
ons
we
ons
hen

Slide 12 - Drag question

Sleep de woorden uit onderstaande zin naar de juiste woordsoorten.
Hun nieuwe auto deed niet wat ze zijn vrouw, die niet zo slim is, hadden beloofd.
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
hun
nieuwe
auto
ze
zijn
vrouw
slim

Slide 13 - Drag question

Sleep de woorden uit onderstaande zin naar de juiste woordsoorten.
Elkaar het jawoord geven gaat gepaard met het uitwisselen van elkaars ringen.
zelfstandig naamwoord
werkwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
wederkerig voornaamwoord
Elkaar
jawoord
uitwisselen
elkaars

Slide 14 - Drag question

Maak een zin met erin: één zelfstandig werkwoord, één bijvoeglijk naamwoord en twee hulpwerkwoorden.

Slide 15 - Open question