Vragen en ontkenningen V.T.

Vragen en ontkenningen
in de verleden tijd
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vragen en ontkenningen
in de verleden tijd

Slide 1 - Slide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Er zijn 2 manieren om vragen te maken in de verleden tijd.
Als er was of were in de zin staat moet je dat gebruiken.
Als er geen was of were in de zin staat dan moet je did gebruiken.

We gaan het eerst hebben over was / were.

Slide 2 - Slide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Vragen met was en were

Als je een zin hebt waarin was of were staat, dan zet je die vooraan in zin.
De rest van de zin blijft dan hetzelfde.

vb. He was at school on Monday.          They were at a party.
       Was he at school on Monday?         Were they at a party.

Slide 3 - Slide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
We gaan hier even mee oefenen.

Slide 4 - Slide

Maak vragend:
John was at home.

Slide 5 - Open question

Maak vragend:
Sarah and July were eating chips.

Slide 6 - Open question

Maak vragend:
Dave was playing guitar.

Slide 7 - Open question

Maak vragend:
Jack wasn't at school last Monday.

Slide 8 - Open question

Maak vragend:
His parents weren't mad at him.

Slide 9 - Open question

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Als het goed is snap je nu hoe je vragen kunt maken met was en were.

Niet in alle zinnen staat was of were.

Als er geen was of were in de zin staat, 
dan moet je de zin beginnen met did.
De rest van de zin blijft dan bijna hetzelfde.
Het werkwoord veranderd nog naar de tegenwoordige tijd.

Slide 10 - Slide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Dus:
Als er geen was of were in de zin staat, 
dan moet je de zin beginnen met did.
Het werkwoord veranderd nog naar de tegenwoordige tijd.

Bob walked to the bus. --> In deze zin staat geen was / were, dus...
Did Bob walk to the bus.

Slide 11 - Slide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Bob walked to the bus.  --->>Did Bob walk to the bus.

Wat is het verschil tussen het werkwoord in de zin?

Slide 12 - Slide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Bob walked to the bus.  --->>Did Bob walk to the bus.

Om een werkwoord te veranderen van verleden tijd naar tegenwoordige tijd
moet je de "ed" eraf halen!

Let op: Dit geldt niet voor werkwoorden die eindigen op een E,
zoals have, love, hate, like, enz.

Slide 13 - Slide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Ook hiermee gaan we even oefenen.

Dus: Did vooraan in de zin
van het werkwoord haal je ED af. (behalve bij ...)

Slide 14 - Slide

Maak vragend:
John worked hard.

Slide 15 - Open question

Maak vragend:
They walked very fast.

Slide 16 - Open question

Maak vragend:
The cow mooed loudly.

Slide 17 - Open question

Maak vragend:
Jacky loved John.

Slide 18 - Open question

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Als het goed is begrijp je nu beter hoe je vragen kunt maken
met zinnen waar geen was / were in staat.

Nu gaan we het hebben over ontkenningen.

Slide 19 - Slide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Als je iets ontkent dan zeg je dat je iets niet hebt (gedaan).

In het Engels gebruik je hiervoor het woord NOT.




Slide 20 - Slide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Als er was of were in de zin staat, dan kun je not erachter zetten.

Bob was at school. ---> Bob was not at school.
They were at a party. ---> They were not at a party.


Slide 21 - Slide

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Bob was at school. ---> Bob was not at school.
They were at a party. ---> They were not at a party.

je kunt ook de verkorte vormen gebruiken.

was not   ---> wasn't
were not ---> weren't


Slide 22 - Slide

Maak ontkennend:
She was at home.

Slide 23 - Open question

Maak ontkennend:
They were having a party.

Slide 24 - Open question

Maak ontkennend:
John was in love with Sarah.

Slide 25 - Open question

Maak ontkennend:
July was ill last week..

Slide 26 - Open question

Maak ontkennend:
They were talking.

Slide 27 - Open question

Vragen en ontkenningen in de v.t.
De volgende keer gaan we het hebben over 
ontkenningen in de verleden tijd.

Nu gaan we eerst met de stof van vandaag oefenen.

Slide 28 - Slide