KERN blz. 142/145 - samengestelde zinnen en voegwoorden

Kern grammatica H5
  • Samengestelde zinnen : hoofd- en bijzinnen 
  • Voegwoorden
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Kern grammatica H5
  • Samengestelde zinnen : hoofd- en bijzinnen 
  • Voegwoorden

Slide 1 - Slide

Huiswerk 14 feb
NL Online
H5 voegwoorden

Huiswerkcheck
NL Online
H1 pers.+bez. vnw
H2 koppelwerkwoord
H3 zww, hww, kww + Kern blz. 82/83 opdr. 1-4
H4 telwoord
Huiswerk inhaaluur!

Slide 2 - Slide

Lesdoel:
Na de les:
  • weet je wat een hoofdzin en bijzin  is 
  • kan je de voegwoorden herkennen
  • kan je de voegwoorden toepassen en samengestelde zinnen maken

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Voegwoorden
Voegwoorden 'voegen' zinnen samen.

Dat kunnen nevenschikkende en/of
onderschikkende voegwoorden zijn. 

Dat zijn moeilijke begrippen, maar dit ga je leren! Misschien ken je al een paar voegwoorden (woordweb).

Slide 5 - Slide

Ken jij al een paar voegwoorden?

Slide 6 - Mind map

Zinnen
Het is eerst belangrijk om te weten wat samengestelde zinnen zijn.

Er volgt hier een (korte) uitleg over.

Maar, hoe vind je de persoonsvorm ook alweer?

Slide 7 - Slide

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
De leerlingen stoppen met praten.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
De docent roept de leerlingen en de leerlingen stoppen met praten.

Slide 8 - Slide

Hoofdzinnen en bijzinnen
Een samengestelde zin kan bestaan uit:
- twee hoofdzinnen
- een hoofdzin en bijzin(nen)


Slide 9 - Slide

Hoofdzin
Een hoofdzin is een zin die ook op zichzelf kan staan.
Als er twee hoofdzinnen worden samengesteld, staat er altijd een nevenschikkend voegwoord (signaalwoord) tussen. Dat zijn de woorden:
en, of, maar, want, dus

De docent roept de leerlingen, dus stoppen zij met praten.

Slide 10 - Slide

Voegwoorden
- nevenschikkende voegwoorden: 
deze verbinden twee hoofdzinnen met elkaar. 
Er zijn er maar 5: 
 dus  en,     want,   of,    maar,      (DEWOM)              

Slide 11 - Slide

Voorbeeld nevenschikkend
De ijsberen zijn in gevaar, want de poolkappen smelten sneller dan verwacht.

Dit is nevenschikkend:
- Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar en er kan niks tussen. De informatie is even belangrijk.

 

Slide 12 - Slide

Bijzin
Een bijzin is een zin die niet op zichzelf kan staan.
Een bijzin wordt altijd gekoppeld aan een hoofdzin met een onderschikkend voegwoord (signaalwoord). Daarvan zijn er veel meer: wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of .....

De docent roept de leerlingen dus stoppen zij met praten.

Slide 13 - Slide

Voegwoorden

- onderschikkende voegwoorden

deze verbinden een hoofdzin en bijzin. 

aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, zodat, opdat, terwijl, toen, zodra.

Slide 14 - Slide

Voorbeeld onderschikkend
De ijsberen zijn in gevaar, omdat de poolkappen sneller smelten dan verwacht.

Onderschikkend (hoofdzin + bijzin):
- Onderwerp staat in de bijzin niet naast de pv.
- Of daar kan iets tussengeplaatst worden.

Slide 15 - Slide

Kenmerken hoofdzin:
  • O en PV staan naast elkaar.
  • PV staat op plek 1 of 2 in de zin.
  • Elke samengestelde zin heeft een HZ.
  • Een samengestelde zin kan 2 HZ hebben.

Kenmerken bijzin:

  • O en PV staan niet naast elkaar/ je kunt het woordje 'niet'ertussen zetten.
  • PV staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.
  • Niet elke samengestelde zin heeft een BZ.
  • BZ kan vooraan of achteraan staan.

Slide 16 - Slide

Hoofd- en bijzinnen

Zo herken je hoofd- en bijzinnen:

1. Maak de zin vragend; dan vind je de PV van de hoofdzin.

2. Verander de zin van tijd; dan vind je alle PV's.

3. Zoek van de zinnen alle PV's en O's.

4. Probeer of je tussen de PV en O een woord kunt invoegen.

      - Dat lukt niet: hoofdzin.

      - Dat lukt wel: bijzin.

Slide 17 - Slide

Hoofd- en bijzinnen

Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:

1. {hoofdzin} + {hoofdzin}

Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.

2. {hoofdzin} + (bijzin)

Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.

3. (bijzin)+  {hoofdzin}

Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.

Slide 18 - Slide

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Annet is zenuwachtig, want......
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
ze heeft nog nooit eerder opgetreden.
morgen moet ze naar de tandarts.

Slide 19 - Drag question

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Mijn pianoleraar vond dat ik erg goed had gespeeld,
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
hoewel ik veel foutjes maakte. 
want ik maakte geen foutjes.

Slide 20 - Drag question

Ik vertrouw die politicus niet, omdat hij al vaak gelogen heeft.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 21 - Quiz

Jan ziet Elly achter het raam en Wieke ziet Jan op de fiets.

A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 22 - Quiz

De tuin is nat, doordat het regent.

A
hoofdzin + hoofzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 23 - Quiz

Ik weet nu wat samengestelde zinnen zijn (nevenschikkend/ onderschikkend)
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Opdracht deze les
- Nederlands Online (hv2)
H5 Voegwoorden - zie planning


Slide 25 - Slide

Voegwoorden
Met voegwoorden verbind je zinnen aan elkaar (nevenschikkend/ onderschikkend)

Maar, ze laten ook een (tekst)verband zien

Slide 26 - Slide

Nevenschikkend
Aaneenschakeling
en, noch, zowel...als
Tegenstelling
Maar, hetzij, of
Gevolg
dus
Reden
want

Slide 27 - Slide

Onderschikkend










Sommige zijn een beetje 'ouderwets'
Tijd
terwijl, nadat, toen, wanneer, als, voordat
Reden
omdat, aangezien, nu, daar
Toegeving
hoewel, ofschoon, ook al
Oorzaak
doordag
Gevolg
zodat
Voorwaarde
als, indien, wanneer, mits, tenzij
Doel
opdat, om te, met de bedoeling dat
Neutraal
dat

Slide 28 - Slide

Onderschikkend
Nevenschikkend
dus
en
maar
of
als
want
dat
doordat
dan
omdat
toen
wanneer

Slide 29 - Drag question

Het meisje slaat haar zusje en zij stompt haar broertje, omdat ze stom doen.
A
hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 30 - Quiz

Ik zwem in de zee en daarna lig ik op het strand.

'en' is een nevenschikkend voegwoord en voegt
A
een hoofdzin en een bijzin aan elkaar
B
een hoofdzin en een hoofdzin aan elkaar

Slide 31 - Quiz

Voegwoorden die een hoofdzin en een bijzin aan elkaar voegen zijn
A
nevenschikkende voegwoorden
B
onderschikkende voegwoorden

Slide 32 - Quiz

Opdracht deze les
- Nederlands Online (hv2)
H5 Voegwoorden - zie planning


Slide 33 - Slide