Zinsdelen en woordsoorten

Wat weet je nog?
Grammatica zinsdelen - woordsoorten
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat weet je nog?
Grammatica zinsdelen - woordsoorten

Slide 1 - Slide

Welke zin is goed in zinsdelen opgedeeld?

A
De leerlingen /hebben gisteren/ een kahoot /gemaakt
B
De leerlingen/ hebben /gisteren een kahoot /gemaakt
C
De leerlingen/ hebben/ gisteren/ een kahoot /gemaakt
D
De/ leerlingen/ hebben /gisteren/ een kahoot/ gemaakt

Slide 2 - Quiz

Welke zin is goed in zinsdelen opgedeeld?
A
Wij /lopen/ naar de stad/ om ijsjes/ te halen /voor de klas
B
Wij /lopen/ naar/ de stad/ om ijsjes/ te halen/ voor de klas
C
Wij /lopen/ naar de stad/ om/ ijsjes/ te halen voor de klas
D
Wij /lopen/ naar de stad/ om ijsjes/ te /halen /voor de klas

Slide 3 - Quiz

Waaruit bestaat een werkwoordelijk gezegde?
A
PV=O=LV
B
alle werkwoorden in een zin
C
O=PV=LV=WG

Slide 4 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Er zit altijd een lv in de zin.
B
Er zit altijd een mv in de zin.
C
Er zit altijd een pv in de zin.
D
Er zit altijd een bwb in de zin.

Slide 5 - Quiz

In het gezegde zit altijd de persoonsvorm.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

De leerlingen gingen vandaag naar school.
gingen=
A
PV
B
LV
C
O
D
BWB

Slide 7 - Quiz

De leerlingen gingen vandaag naar school.
De leerlingen=
A
PV
B
LV
C
O
D
BWB

Slide 8 - Quiz

De docent las een boek voor aan de leerlingen.
las=
A
PV
B
LV
C
O
D
MV

Slide 9 - Quiz

De docent las een boek voor aan de leerlingen.
De docent=
A
PV
B
LV
C
O
D
MV

Slide 10 - Quiz

De docent las een boek voor aan de leerlingen.
een boek=
A
PV
B
LV
C
O
D
MV

Slide 11 - Quiz

Wat is de BWB in de zin:
Ik geef vandaag geld aan een goed doel
A
Ik
B
geef
C
vandaag
D
een goed doel

Slide 12 - Quiz

Wat is de PV in de zin:
Jan haalt een kaas op de markt in Gouda.

Slide 13 - Mind map

Waarom willen kleine kinderen nog wel graag lezen.
willen=

A
voorzetsel
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Quiz

Waarom willen kleine kinderen nog wel graag lezen.
kleine=

A
voorzetsel
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Quiz

Verliefd
De jongen is verliefd op het meisje.
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 16 - Quiz


De jongen is verliefd op het meisje.
op=
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 17 - Quiz

Heerenveen =
In Heerenveen staat een groot schaatstadion.
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk zelfstandig naamwoord

Slide 18 - Quiz

In Heerenveen staat een groot schaatstadion.
groot=
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk zelfstandig naamwoord

Slide 19 - Quiz

zelfstandig naamwoord
 Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
Roos

Lokalen
klein

Slide 20 - Drag question

woordsoorten
Zinsdelen
Persoonsvorm
Onderwerp
Zelfstandig naamwoord
Lidwoord
Gezegde
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoorden
Lijdend voorwerp

Slide 21 - Drag question

Noteer minimaal 5 voorzetsels

Slide 22 - Mind map

Noteer de lidwoorden

Slide 23 - Mind map