Thema 6 Ecologie en Duurzaamheid - vmbo kgt jaar 2

Thema 6

Ecologie en 
Duurzaamheid
1 / 44
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Thema 6

Ecologie en 
Duurzaamheid

Slide 1 - Slide

Basisstof 1
Organismen en hun omgeving.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen basisstof 1
Aan het einde van de les:
1. Weet ik wat ecologie is.
2. Weet ik het verschil tussen 
     biotische en abiotische factoren.
3. De verschillende niveaus van de 
     ecologie.

Slide 3 - Slide

Begrippen

Slide 4 - Slide

Stel je voor, je woont in een bos. Er zijn veel konijnen, en een paar vossen. Opeens! verdwijnen alle vossen uit het bos. Wat denk je dat er gebeurt met de konijnen?


Slide 5 - Slide


Stel je voor dat er opeens 100 konijnen zijn en al het gras opeten in het bos. Wat gebeurt er dan?

Slide 6 - Slide

Alles wat in de natuur met elkaar samenhangt noemen wij: 
Ecologie!
Ecologie is het onderzoeken hoe organismen en het milieu waar in zij leven met elkaar samen werken. 

De organisme en het milieu waar zij in leven hebben een relatie met elkaar.
Het milieu heeft invloed op organismen.



Slide 7 - Slide

Biotisch en abiotische factoren
Invloeden uit het milieu worden ingedeeld in twee groepen:
1. Biotische factoren
2. Abiotische factoren


Slide 8 - Slide

Biotische factoren
Biotische factoren zijn invloeden van de 
  levende natuur.                                                    

- Alle soorten dieren en planten. 
- Prooidieren (insecten).                  
- Roofdieren (katten, roofvogels)
- Soortgenoten ( Roodborstjes).  

Slide 9 - Slide

Abiotische factoren
Abiotische factoren zijn invloeden
van de levenloze natuur.

- Licht van de zon
- Neerslag (regen)
- Wind
- Temperatuur
- Water

Slide 10 - Slide

De niveaus van ecologie
Ecologie is ingedeeld in verschillende niveaus. 
Individu: Een organisme, bijv 1 zwijn.

Populatie: Groep dieren van dezelfde soort.

Levensgemeenschap: Alle soorten organismen
in een gebied.

Ecosysteem: Alle levende biotische en 
abiotische factoren samen. Bijv. een bos. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Aan de slag!
Basisstof 1: Organismen en hun omgeving
Maken opdracht 1 t/m 4 blz 190 t/m 191
Tekst: blz 188 t/m 190

Slide 13 - Slide

Terugblik leerdoelen basisstof 1
Aan het einde van de les:
1. Weet ik wat ecologie is.
2. Weet ik het verschil tussen 
     biotische en abiotische factoren.
3. De verschillende niveaus van de 
     ecologie.
timer
1:00

Slide 14 - Slide

Basisstof 2
Voedselrelaties

Slide 15 - Slide

Leerdoelen deze les
Aan het einde van de les:
1. Weet ik wat een voedselketen is.
2. Weet ik wat een voedselweb is.
3. Weet ik wat producenten zijn.
4. Weet ik wat consumenten zijn.
5. Weet ik wat reducenten zijn.

Slide 16 - Slide

Planteneters en Vleeseters
Planteneters: Organismen die planten eten.
Vleeseters: Organismen die vlees eten. 


Slide 17 - Slide

Voedselketen
- Een voedselketen is een reeks soorten waarbij elke soort voedsel is voor de volgende.
- De pijl betekent: wordt gegeten door.
- De eerste schakel in elke voedselketen is altijd een plant.

Slide 18 - Slide

Voedselketen
Voorbeeld van een voedselketen
Paardenbloem --> Konijn --> Wezel

Slide 19 - Slide

Voedselweb
- In een ecosysteem is er nooit maar 1 voedselketen.
- Soorten kunnen door meerdere dieren gegeten worden.
- Alle voedselketens samen vormen een voedselweb.
- I een voedselweb kunnen ook alleseters zitten!
- Alleseters eten: planten en dieren.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide


Producten --> Consumenten --> Reducenten

Slide 22 - Slide

Producenten
Producenten zijn altijd planten.
Producenten zijn eerste in 
de keten.

- Maken voedsel door fotosynthese




Slide 23 - Slide

Fotosynthese
Wat heb je nodig voor fotosynthese?
- Water uit de bodem.
- Licht van de zon.
- Koolstofdioxide uit de lucht.

Water + Koolstofdioxide + licht = Glucose + zuurstof
- Dit is de voeding voor planten om te kunnen groeien en leven. 



Slide 24 - Slide

Consumenten
 - Energie begint bij de plant.
- Consumenten zijn dieren en mensen.
- Consumenten eten planten en dieren. Hier halen zij energie uit.

1e schakel: altijd planten.
2e schakel: Planteneter = consument van de eerste orde.
3e schakel: Vleeseter = consumenten van de tweede orde.
4e schakel: ......

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Afvaleters
Wat gebeurt er met dode planten en dieren?
- Zij worden niet opgegeten door dieren.
- Zij worden opgegeten door afvaleters.
- Afvaleters helpen bij het opruimen van dode resten.
- Afvaleters horen niet bij een voedselketen omdat zij geen levende organismen eten.

Slide 27 - Slide

Reducenten
Wat gebeurt er met de afvaleters?
- Afvaleters laten resten achter. Deze resten worden opgegeten door bacterien en schimmels.
- Dit proces heet reduceren: het afbreken van dode resten.
- De dode resten zijn weer voeding voor de bodem: goed voor de planten om te kunnen groeien.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Biologisch afbreekbaar afval
- Afval afkomstig van planten en dieren.
- Wordt afgebroken door bacteriën en schimmels.
- Brood
- Schillen
- Vleesresten


Slide 30 - Slide

Niet biologisch afbreekbaar afval
- Afval niet afkomstig van planten en dieren.
- Kan niet worden afgebroken door bacteriën en schimmels.
- Glas
- Plastic
- Blikjes
- Sigarettenpeuken

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Leerdoelen deze les
Aan het einde van de les:
1. Weet ik wat een voedselketen is.
2. Weet ik wat een voedselweb is.
3. Weet ik wat producenten zijn.
4. Weet ik wat consumenten zijn.
5. Weet ik wat reducenten zijn.

Slide 33 - Slide

Basisstof 3
Samenleven

Slide 34 - Slide

Leerdoelen deze les
Aan het einde van de les:
- Weet ik wat populatiegrootte is.
- Weet ik wat een biologisch evenwicht is.
- Weet ik wat de verschillende relaties zijn 
   binnen een populatie.

Slide 35 - Slide

Populatiegrootte
- Populatiegrootte: Aantal organismen in een populatie.
- Populatiegrootte bepaald door: biotische en abiotische factoren.

Slide 36 - Slide

Stel je voor, je woont in een bos. Er zijn veel konijnen, en een paar vossen. Opeens! verdwijnen alle vossen uit het bos. Wat denk je dat er gebeurt met de konijnen?


Slide 37 - Slide


Stel je voor dat er opeens 100 konijnen zijn en al het gras opeten in het bos. Wat gebeurt er dan?

Slide 38 - Slide

Biologisch evenwicht
- In ecosystemen worden populaties steeds groter of kleiner. 

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Samenleven
- Een relatie kan gericht zijn op concurrentie of op samenwerking. 

- Concurrentie: Strijden om voedsel, een partner of een veilige plek.
- Samenwerking: Een troep leeuwen jagen samen op een prooi.


Slide 41 - Slide

Relaties binnen een populatie
Rangorde: Een dier is de baas. Ieder dier weet zijn plek dus daardoor zijn er minder gevechten onderling.
Territorium: Een gebied dat wordt verdedigd tegen soortgenoten. Een plek waar je bijvoorbeeld de jongen kunt groot brengen.
Paarvorming: Individuen moeten samenwerken om een soort te krijgen. Dit gebeurt tussen mannetjes en vrouwtjes.

Slide 42 - Slide

Aan de slag!
Basisstof 3 Samenleven
Maken opdracht 1 t/m 5 
Bladzijde 206 t/m 210

Slide 43 - Slide

Opdracht
In groepjes van twee maak je je eigen voedselweb.
Je krijgt hier 10 minuten de tijd voor. 

Slide 44 - Slide