This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Thema 5
Waarneming, gedrag, regeling
B5
Gedrag
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Video
Wat gaan we doen?
Herhalen B4
Leerdoelen B5
Uitleg B5: - Wat is gedrag?
- Motivatie + aangeboren en aangeleerd - Sociaal gedrag + gedrag van mensen - Observatie en interpretatie
Maken opdracht 1 t/m 5 +nakijken
Maken opdracht 6 t/m 8 (+9)
Flitskaarten oefenen en Test Jezelf maken
Differentiatie-opdracht: Samenhang opdracht 10
Lesafsluiter B5
Slide 4 - Slide
LeerdoelenB5
5.5.11 Je kunt uitleggen wat gedrag is.
5.5.12 Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald.
5.5.13 Je kunt het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag.
Alles wat een mens of dier doet, zoals lachen en naar iets kijken, is gedrag. Ook geluiden maken, slapen, geurstoffen afgeven en zelfs gewoon stilstaan zijn voorbeelden van gedrag.
Slide 5 - Slide
Wat gaan we/jullie doen?
Paar herhalingsvragen B4
Thema 5 B5:
- Wat is gedrag?
- Motivatie
- Aangeboren en aangeleerd
- Sociaal gedrag
- Observatie en interpretatie
Tijd voor huiswerk
Afsluiter (laatste minuten)
Slide 6 - Slide
Impulsen gaan door uitlopers van zenuwcellen. In welke richting gaan deze impulsen?
A
Rode pijl
B
Blauwe pijl
C
Beide pijlen
D
Geen van beide
Slide 7 - Quiz
Als je weet dat het cellichaam van een zenuwcel buiten het centrale zenuwstelsel ligt, welk type is het dan?
A
Gevoelszenuwcel
B
Schakelcel
C
Bewegingszenuwcel
D
Kijkcel
Slide 8 - Quiz
Hoe lang kan een uitloper van een zenuwcel ongeveer zijn?
Slide 9 - Open question
Wat is de naam van een signaal dat door zenuwen wordt verstuurd? Een ......
Slide 10 - Open question
1
2
3
4
Geluidsprikkels komen aan bij de oren
Zintuigcellen in het oor veranderen prikkels in impulsen
Impulsen gaan door zenuwen naar de hersenen
De persoon is bewust van het geluid
Slide 11 - Drag question
Wat is gedrag?
Gedrag bestaat uit alle handelingen die met elkaar samenhangen en samen een doel hebben
Gedragsketen: de verschillende handelingen volgen elkaar in een vaste volgorde op en het effect van de ene handeling leidt tot een volgende handeling.
Een prikkel is een invloed uit de omgeving op een organisme.
Reactie op een prikkel noem je een respons
Slide 12 - Slide
Voorbeelden
Ogen zien snoep = uitwendige prikkel
Dropje pakken en opeten = respons
Kat ziet veertjes aan bewegende stok = uitwendige prikkel
Probeert veertjes te pakken = respons
Vogel voelt drang om voort te planten = inwendige prikkel
Vogel zingt = respons
Slide 13 - Slide
Wat is het denk je het nut van gedrag?
Slide 14 - Mind map
Waarom gedrag?
Overleven
- Voedsel zoeken
- Gevaar ontwijken
Voortplanting
- paringsgedrag
Contact met soortgenoten
- Rangorde bepalen
- Samenwerken
Slide 15 - Slide
Motivatie
Verschillende soorten prikkels:
Inwendig prikkel: een prikkel die in het lichaam ontstaat.
Uitwendige prikkel komt van buiten het lichaam en kun je via je zintuigen waarnemen. Je ziet en ruikt bijvoorbeeld versgebakken brood.
De motivatie: de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag.
Als je al veel hebt gegeten, is je motivatie erg laag om nog een boterham te eten. De prikkel ‘ruiken van vers brood’ leidt dan niet tot eetgedrag. Maar als je honger hebt, is je motivatie om te eten hoog. Dezelfde prikkel, ‘ruiken van vers brood’, leidt dan wel tot een respons.
Slide 16 - Slide
Motivatie en gedrag: Wat zorgt ervoor dat je wel/niet een glas water drinkt?
Slide 17 - Open question
Aangeboren / aangeleerd
Gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd.
Aangeboren gedrag hoef je niet meer te leren.
Als gedrag ontstaat door leren, is dat aangeleerd gedrag.
Slide 18 - Slide
Aangeboren
Aangeleerd
Melk drinken bij de moeder
Schrijven
Ademen
Gamen
Lopen (veulen)
Lopen (mens)
Huilen bij honger (baby)
Lachen
Zingen (vogels)
Zingen (mensen)
Slide 19 - Drag question
Sociaal gedrag
Gedrag dat een reactie is op gedrag van een soortgenoot
Signaal = prikkel of handeling bij sociaal gedrag
- Leerling steekt hand op = signaal - Leraar spreekt leerling aan = respons
Signalen mensen: Lichaamshouding, gebaren, taal
Signalen dieren: kleuren, geluiden, geuren
Door signalen is communicatie tussen soortgenoten mogelijk
Slide 20 - Slide
Gedrag bij mensen
Mensen denken na over hun gedrag en
Mensen beoordelen hun gedrag en dat van anderen aan de hand van normen en waarden.
Waarden: de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven. Eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid en vrijheid
Normen: gedragsregels op basis van waarden. Bijvoorbeeld: 'Je mag niet stelen'
Normen zijn gebaseerd op waarden.
Slide 21 - Slide
Welke waarde hoort er bij bovenstaande norm: je mag niet stelen?
Slide 22 - Open question
Observatie en interpretatie
Het feitelijke gedrag dat je waarneemt – iemand steekt een hand op – noem je een observatie.
Wat jij denkt dat dit gedrag betekent, noem je de interpretatie.
Bij een hond die kwispelt, is de observatie: de hond beweegt zijn staart op en neer.
Interpretatie: De hond is blij (een andere interpretatie zou kunnen zijn: hij probeert een vlieg weg te jagen).
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Slide 25 - Video
Huiswerk B5
Maak nu verder opdracht 1 t/m 5 op je Ipad of in je boek
Kijk de opdrachten 1 t/m 5 na en verbeter de fouten of vul aan!
Maak daarna de opdrachten 6 t/m 8 (+9)
Kijk ook deze opdrachten goed na!
Oefen de flitskaarten en maak de Test Jezelf van B5
Klaar?
Neem de Samenhang door en maak opdracht 10
Slide 26 - Slide
Lever hier de foto('s) in van de samenvattingsopdracht 5
Slide 27 - Open question
Lesafsluiter B4
5.5.11 Je kunt uitleggen wat gedrag is.
5.5.12 Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald.
5.5.13 Je kunt het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag.