H6 herhaling par 1 t/m 4

VANDAAG
HERHALEN:    Hoofdstuk 6 Warmte


1 / 41
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

VANDAAG
HERHALEN:    Hoofdstuk 6 Warmte


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

6.1 Warmte en temperatuur

Slide 3 - Slide

Energie-stroom diagram
Diagram waarin een energieomzetting wordt weergegeven:
Links soort energie die apparaat opneemt
rechts soort energie die apparaat afstaat

Slide 4 - Slide

Warmte berekenen

Omdat een elektrische bron alle energie omzet in warmte , kun je de hoeveelheid warmte berekenen met: Q =E = P x t


Q = Warmte in Joule

E = Elektrische energie

P = Vermogen in Watt

t = Tijd in seconde

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

omrekenen Kelvin - oCelsius

Slide 7 - Slide

6.2 Brandstoffen verbranden

Slide 8 - Slide

Volledige en onvolledige verbranding

Volledige verbranding aardgas    (blauwe vlam)

  • Voldoende zuurstof
  •  Methaan + zuurstof ==> koolstofdioxide (CO2) + water (H2O)


Onvolledige verbranding aardgas    (oranje vlam)

  • Onvoldoende zuurstof
  • Methaan + (weinig) zuurstof ==> koolstofmono-oxide (CO) + water (H2O)

Slide 9 - Slide

Verbrandingswarmte
verbrandingswarmte van 30 MJ/kg betekent:
Er komt van 1 kg steenkool 
30 MJ warmte vrij
(MJ = mega joule = 1.000.000 J) 

30 MJ/m3 betekent:  er komt van 1 m3 gas 30 MJ warmte vrij

Slide 10 - Slide

6.3 Warmtetransport

Slide 11 - Slide

Absorberen

  • Betekent: Het in zich opnemen

  • Donkere voorwerpen absorberen een groot deel van de straling 

  • => Voorwerp wordt warm
Weerkaatsen

  • Betekent: Terug laten komen in omgekeerde richting

  • Lichte en glanzende voorwerpen kaatsen deze straling grotendeels terug

  • => Voorwerp wordt minder warm

Slide 12 - Slide

Isolatie kan warmte binnen houden.
Of warmte/koude buiten houden. 
6.4

Slide 13 - Slide

Warmteverlies op een foto
Met behulp van een infrarood-camera kun je het warmteverlies van een huis laten zien.

Hoe dichter de kleur bij het rood komt op de rechter balk  hoe meer verlies.

Slide 14 - Slide

Isolatie
Buiten is het vaak kouder dan binnen. De warme lucht wil dus van binnen naar buiten. 

Als je je huis goed isoleert heb je dus minder warmteverlies.

Slide 15 - Slide

Isolatie
Isolatiemateriaal bestaat uit kleine luchtzakjes. Lucht is een slechte warmtegeleider, en dus een goede isolator!

Slide 16 - Slide

Welke grootheid hoort bij Kelvin?
A
Lengte
B
Massa
C
Gewicht
D
Temperatuur

Slide 17 - Quiz

Hoeveel Kelvin is 100 graden Celsius
A
373
B
173
C
73
D
-273

Slide 18 - Quiz

oefenen met omrekenen van graden Celsius naar Kelvin:
15 graden Celsius =
A
-258 K
B
15 K
C
288 K
D
268 K

Slide 19 - Quiz

oefenen met omrekenen van Kelvin naar graden Celsius:
47 K =
A
32 graden Celsius
B
320 graden Celsius
C
- 126 graden Celcius
D
-226 graden Celsius

Slide 20 - Quiz

Een lamp van 50 W brandt van 18.00 tot 21.30 uur. Bereken het energieverbruik.

P = 0,05 kW t = 3,5 h E = P x t
A
0,175 kW
B
0,175 h
C
0,175 kWh
D
0,175 hKw

Slide 21 - Quiz

Wat betekent de afkorting E?
A
Energieverbruik
B
Vermogen
C
Elektriciteit
D
Tijd

Slide 22 - Quiz

Wat is de formule om het energieverbruik te berekenen?
A
E = P : t
B
E = t : P
C
E = P x t

Slide 23 - Quiz

Een lamp van 50 W brandt van 18.00 tot 21.30 uur. Bereken het energieverbruik.


A
175 J
B
630 000 J
C
175 kWh
D
630 000 kWh

Slide 24 - Quiz

Van welke factoren hangt het vermogen van een elektrisch apparaat af?
A
Stroomsterkte en tijd
B
Vermogen en spanning
C
Spanning en tijd
D
Spanning en stroomsterkte

Slide 25 - Quiz

Warmtebron
Warmte
Elektrische energie
Energieomzetting
Soort energie waarop elektrische apparaten werken
Soort energie die door een warmtebron wordt geleverd
Verandering van de ene soort energie in een andere soort energie
Voorwerp of apparaat dat wamte levert

Slide 26 - Drag question

Steenkool heeft een verbrandingswarmte van 29 MJ/kg.
Wat betekent dit?
A
1 MJ warmte nodig is om 29 kg steenkool te verbranden.
B
29 MJ warmte nodig is om 1 kg steenkool te verbranden.
C
1 MJ warmte vrijkomt bij verbranding van 29 kg steenkool.
D
29 MJ warmte vrijkomt bij verbranding van 1 kg steenkool.

Slide 27 - Quiz

Marcella gaat een kampvuur maken met 700 gram hout (verbrandingswarmte 16 MJ/kg), hoeveel warmte komt er vrij als ze al het hout verbrand?
A
22 857 143 J
B
11 200 J
C
11 200 000 J
D
22857 J

Slide 28 - Quiz

De verbrandingswarmte van biogas is 21 MJ/m3. Hoeveel verbrandingswarmte zit er in 12,5 m3 biogas?
A
263 MJ
B
263 kJ
C
1,68 MJ
D
1,68 kJ

Slide 29 - Quiz

een radiator verwarmt een kamer. van welke vorm van warmtetransport is hier sprake?
A
stroming
B
geleiding
C
straling
D
er is geen warmtetransport

Slide 30 - Quiz

In het glas is er warmtetransport door
A
Geleiding
B
Stroming
C
Straling
D
Geen

Slide 31 - Quiz

In welke toestand kan warmtetransport door stroming niet plaatsvinden?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas

Slide 32 - Quiz

Welke vorm van warmtetransport gebruikt de zon om de aarde te verwarmen?
A
geleiding
B
stroming
C
straling

Slide 33 - Quiz

Wat is waar over voorwerpen die warmte absorberen?
A
Deze voorwerpen zijn licht van kleur, meestal wit, en hebben een glanzend oppervlak
B
Deze voorwerpen zijn donker van kleur, meestal zwart, en hebben een glanzend oppervlak
C
Deze voorwerpen zijn licht van kleur, meestal wit, en hebben een mat oppervlak
D
Deze voorwerpen zijn donker, meestal zwart, en hebben een mat oppervlak

Slide 34 - Quiz

Wie heeft gelijk en waarom?

Slide 35 - Slide

Wie heeft gelijk en waarom?

Slide 36 - Open question

De kachel geeft vooral warmte af door...
A
Warmtestraling
B
Warmtestroming

Slide 37 - Quiz

Hoe kun je goed warmte isoleren?
A
Dubbele glazen in het raam
B
Metalen muren in je huis hebben
C
Buiten koken
D
Lucht tussen de muur

Slide 38 - Quiz

Waar zien we een voorbeeld van GELEIDING bij een pan met kokend water?
A
Vanaf het vuur naar de omgeving
B
In het water
C
In de steel van de pan

Slide 39 - Quiz

Warmteverlies door straling ga je tegen
A
Door het vasthouden van de warme lucht
B
Door te isoleren.
C
Door de warmte terug te kaatsen.
D
Door luchtstroming te verminderen.

Slide 40 - Quiz

Warmtestraling
A
Moet altijd door een tussenstof
B
Gaat niet door een tussenstof

Slide 41 - Quiz