klas 1B OOH, 1.4 grammatica, zn, lw, bn, ww en ww-vormen

1.4 Grammatica
- zelfstandig naamwoord
- lidwoord
- bijvoeglijk naamwoord
-werkwoord
-werkwoordsvormen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1.4 Grammatica
- zelfstandig naamwoord
- lidwoord
- bijvoeglijk naamwoord
-werkwoord
-werkwoordsvormen

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Ik kan...
- een zelfstandig naamwoord herkennen en 
   vinden
- een lidwoord herkennen en vinden
- een bijvoeglijk naamwoord herkennen en 
   vinden
- een werkwoord herkennen en vinden
- de verschillende werkwoordsvormen  
    herkennen en vinden

Slide 2 - Slide

Zelfstandig naawoord (zn)
- Voor een zn kan je een lidwoord (lw) zetten.
          vb. de vader, een stoel, het huis

- Een zn kan je meestal in het meervoud zetten.
         vb. de vaders, de stoelen, de huizen

- Van een zn kan je vaak een verkleinwoord maken.
        vb. vadertje, stoeltje, huisje

- Ook eigennamen horen bij zn.
       vb. Peter, Sleen, FC Emmen, de Maas

Slide 3 - Slide

In welk rijtje staan alleen maar zelfstandige naamwoorden?
A
dier, huis, spring, computer
B
dierentuin, telefoon, loop, ring
C
bed, deken, kop, ga
D
boek, horloge, trui, broek

Slide 4 - Quiz

Lidwoord (lw)
Er zijn drie lidwoorden: de, het, een

- Ze staan altijd voor een zelfstandig naamwoord en soms staat er tussen 
   een zn en een lw nog een bijvoeglijk naamwoord.

- De en het zijn bepaalde lidwoorden (Neem je de tas mee?)
- Een is een onbepaald lidwoord (Neem je een tas mee?)

Slide 5 - Slide

Maak een korte zin met een onbepaald lidwoord.

Slide 6 - Open question

Maak een korte zin met een bepaald lidwoord.

Slide 7 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
      - het mooie huis, de leuke  fiets, de knappe filmster, de oude docent

- Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord, 
   maar niet altijd.
    vb. Het huis is mooi. De fiets is leuk. De filmster is knap.

- Er zijn ook stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden: ze eindigen meestal op -en en veranderen 
   niet van vorm.
      vb. gouden ring, plastic tas, koperen beeld.

Slide 8 - Slide

Zet een bijvoeglijk naamwoord tussen
een ......... docent

Slide 9 - Open question

Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Slide 10 - Open question

Werkwoord (ww)
Werkwoorden zijn 'doe-woorden' -> hij loopt, ze staat, jullie leren

- Het hele werkwoord (lopen, staan, leren) wordt ook wel de infinitief 
   genoemd. Dit moet je weten.
- Een werkwoord kan van vorm veranderen. Dat veranderen heet vervoegen.
          vb. de ik-vorm, hij-vorm, wij-vorm

Slide 11 - Slide

Het hele werkwoord wordt ook wel de.... genoemd
A
initiatief
B
inventief
C
infinitief
D
geen idee.....?!

Slide 12 - Quiz

Werkwoordsvormen
Persoonsvorm: deze vorm kan je van tijd veranderen en vind je door de tijdsproef te doen.

Voltooid deelwoord: begint vaak met be-, ge-, her-, ont- en staat meestal aan het einde van een zin.

Infinitief: het hele werkwoord/woordenboekvorm. In een zin kan deze niet van tijd veranderen en niet op de plek van de pv staan.

Slide 13 - Slide

Waar is het het woord rennen de infinitief?
A
Ze rennen naar huis.
B
Ze gaan naar huis rennen.

Slide 14 - Quiz

Ik kan nu...
- een zelfstandig naamwoord herkennen en 
   vinden;
- een lidwoord herkennen en
vinden;
- een bijvoeglijk naamwoord herkennen en 
   vinden;
- een werkwoord herkennen en vinden;
- de verschillende werkwoordsvormen  
    herkennen en vinden.

Slide 15 - Slide