Nederlands toets grammatica en spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Nederlands 

Grammatica en spelling

Doel van de les 

Ik herhaal de lesstof van redekundig en taalkundig ontleden en de onderdelen van spelling. 

Ik bereid mij voor op de toets van vrijdag. 

Wat weet je nog?
Hersenen aanzetten!

Taalkundig ontleden

Woord voor woord ontleden = woordsoorten 

wel een voorzetsel

geen voorzetsel

op

met

tussen

over

tijdens

buiten

uit

onder

binnen

vakantie

werk

kooi

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord

Verwijst naar mensen, dieren, dingen, begrippen en verschijnselen

Geeft bezit aan. Je kunt zien dat iets van iemand is.

Wijst iemand of iets aan. 

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord

Deze

Hij

Zijn

Dat

Het

Hun

Mijn

Die

Taalkundig ontleden (woordsoorten)

werkwoord	lidwoord
zelfstandig naamwoord	persoonlijk vnw
bijvoeglijk naamwoord	bezittelijk vnw
voorzelsel	aanwijzend vnw

Redekundig ontleden

Stukjes uit de zin ontleden = zinsontleding 

00:29

Leg in je eigen woorden uit wat een werkwoord is.

01:06

Wat kun je voor een zelfstandig naamwoord zetten?

02:08

Vertel iets over het bijvoeglijk naamwoord.

00:44

Op welke 3 manieren kun je de persoonsvorm vinden?

01:30

Het werkwoordelijk
gezegde...

1. de persoonsvorm
2. alle werkwoorden in de zin

02:02

Hoe vind je het onderwerp?

1. Alle werkwoorden in de zin zoeken
2. Zin vragend maken
3. Wie of wat + wwg + ond
4. Wie of wat + wwg

02:50

Wat is de volgorde om het lijdend voorwerp te vinden? 

Stap 

1

Stap 2

Stap 3

werkwoordelijk gezegde

wie of wat + ww gezegde

wie of wat + ww gezegde + onderwerp 

03:32

Welk woord moet je bij het
meewerkend voorwerp kunnen
denken?

Hoe vind je NIET de
bijwoordelijke bepaling?

1. Waar
2. Waarheen
3. Wanneer
4. Waarom

Redekundig ontleden (zinsontleden)

persoonsvorm	lijdend voorwerp
werkwoordelijk gezegde	meewerkend voorwerp
onderwerp	bijwoordelijke bepaling

Samengestelde zinnen

Welke zin is samengesteld?

A De meester heeft een dikke map met toetsen.
B De meester kookt een eitje en smeert zijn boterham.

Maak van deze twee enkelvoudige zinnen een samengestelde zin door een signaalwoord te gebruiken.

Hanne is heel blij. Vandaag ontmoet ze een echte prinses!

Welke zin is goed?

1. Hij onthoud.
2. Hij onthoudt.

Vul in...


Ik (besteden) veel tijd aan werkwoordspelling.

1. besteed
2. besteedt
3. besteden

Een voltooid deelwoord staat...

1. altijd aan het BEGIN van een zin
2. vaak in het MIDDEN van een zin
3. meestal aan het EIND van een zin
4. ALTIJD in een zin

Oefeningen...

om te kijken welke onderdelen je al goed beheerst en welke je nog extra moet oefenen. 

Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? 

Gebruik sommige woordsoorten vaker.

Zelfstandig naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

lidwoord

werkwoord

voorzetsel

Op

maandag

zit

Naomi

achter

de

kassa.

elke

Stappenplan zinsontleding

persoonsvorm

wwg

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

vraagproef of tijdproef

wie of wat + wwg + ond?

wie of wat + wwg?

rest = waar? wanneer? hoe?

aan of voor wie +++?

pv + wwg

Hoe vinden we deze zinsdelen in een zin? Welke vragen stellen we?

Ontleed deze zin. 

pv

ond

wwg

lv

mwv

bwb

De kat

vangt

snel

een muis

voor zijn baasje. 

Zijn de zinnen enkelvoudig of samengesteld?

Enkelvoudige zin

Samengestelde zin

Omdat het morgen gaat regenen, is de sportdag uitgesteld.

Tijdens de sportdag moeten we nu rekenen.

Miranda maakt de hapjes.

We lopen door de regen met onze paraplu.

Marcus fluit een liedje terwijl hij naar school fietst.

Ruby speelt graag gitaar, maar Eli speelt liever piano.

Werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd

1. Hij zaagd het hout.
2. Hij zaagt het hout.
3. Hij zaagdt het hout.

(Vinden) jij werkwoordspelling lastig?

1. Vindt
2. Vint
3. Vind
4. Vinden

Werkwoordspelling

1. Hoe oud WORDT je morgen?
2. Hoe oud WORD je morgen?

Wat is GEEN
voltooid deelwoord?

1. geslapen
2. geweest
3. blijven
4. gegeten

Voltooid deelwoord

1. Hij heeft gestund
2. Hij heeft gestundt
3. Hij heeft gestunt
4. Hij heeft gestuntt

Wat is het voltooid deelwoord
van het werkwoord zijn?

1. geweest
2. waren
3. is
4. ben

Doel van de les 

Ik herhaal de lesstof van redekundig en taalkundig ontleden en de onderdelen van spelling. 

Ik bereid mij voor op de toets van vrijdag. 

Welk onderwerp moet jij nog extra oefenen?

woordsoorten

zinsontleding

enkelvoudige en samengestelde zinnen

spelling