2E 27-05

Regels in de klas
  1.  Je hebt je spullen voor Nederlands bij je.
  2. Je let op als ik iets vertel/uitleg.
  3. Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
  4. Aan het einde van de les staat je tafel recht en is je stoel aangeschoven.
  5. We gaan respectvol om met de docent en met elkaar.


1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Regels in de klas
  1.  Je hebt je spullen voor Nederlands bij je.
  2. Je let op als ik iets vertel/uitleg.
  3. Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
  4. Aan het einde van de les staat je tafel recht en is je stoel aangeschoven.
  5. We gaan respectvol om met de docent en met elkaar.


Slide 1 - Slide

Als je je niet aan de regels houdt
  1.  Mondelinge waarschuwing.
  2. Naam op het bord met het 1e streepje achter je naam.
  3. 2e streepje = nablijven of uitgestuurd.

Slide 2 - Slide

Programma 2E dinsdag 27 mei
  • Lezen
  • Terugblik
  • Werkvorm: Puzzelen met de onderdelen van een tekst.
  • Opdrachten van les 5 maken.

Slide 3 - Slide

Lezen
2 keuzes:
  • Boek
  • Tekst uit de Blinkotheek
timer
8:00

Slide 4 - Slide

Mededeling toets
Op maandag 2 juni is de toets.
Het leerblad staat in Som2day.

Slide 5 - Slide

Terugblik
Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 6 - Slide

  • Onderwerp > waar de tekst over gaat.

  • Hoofdgedachte > de belangrijkste boodschap uit een tekst.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wat is ook alweer het verschil tussen objectief en subjectief?

Slide 9 - Slide

Objectief of subjectief?
De winkel gaat elke dag om 9 uur open.

Slide 10 - Slide

De winkel gaat elke dag om 9 uur open

Objectief > feit

Slide 11 - Slide

Objectief of subjectief?
Die winkel is de leukste van allemaal!

Slide 12 - Slide

Die winkel is de leukste van allemaal!

Subjectief > mening

Slide 13 - Slide

Objectief

Slide 14 - Slide

Subjectief

Slide 15 - Slide

We gaan vandaag dieper in op 1 van de kenmerken van een goede tekst, namelijk goede opbouw.

Slide 16 - Slide

Wat wordt ook alweer bedoeld met een goede opbouw?

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Puzzelen met onderdelen van een tekst
  1. Je krijgt de opdracht op papier.
  2. Die nemen we samen door.
  3. Daarna ga je in tweetallen aan de slag. Je werkt met degene naast je.
  4. Je hebt 10 minuten.

Slide 19 - Slide

Je hebt 10 minuten. Go!
Eerder klaar? > Doe de opdracht  die op je blad staat bij "eerder klaar?"
timer
10:00

Slide 20 - Slide

Oplossing

Slide 21 - Slide

Maak van les 5 > alle opdrachten.
Klaar? Haal de oefening "signaalwoorden".
Ook klaar? Haal een nakijkblad en kijk het na.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link