Unité 2 Dilemmes

Unité 2
Leerdoelen
1 / 38
next
Slide 1: Slide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Unité 2
Leerdoelen

Slide 1 - Slide

Lisez texte page 33
faites exercice 1,2. 

Slide 2 - Slide

Regardez le court métrage
faites 3, 4

Slide 3 - Slide

Vocabulaire
Faites ex. 6 et 7

timer
10:00

Slide 4 - Slide

Lire
Lisez page 37
faites 8 et 9, 10

On va corrigez les exercices à 12.10

Slide 5 - Slide

Exercice 10
Donnez votre opinion, et donnez au moins deux arguments. 

Slide 7 - Slide

Vos arguments

Slide 8 - Open question

Bijwoorden

Slide 9 - Mind map

Adverbe - bijwoord

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

On va faire un petit quiz :) 

Slide 19 - Slide

1. Welk bijwoord bestaat niet?
A
bien
B
sportivement
C
gentiment
D
heureuxment

Slide 20 - Quiz

2. Les enfants courent rapidement.
het bijwoord zegt iets over...
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord.

Slide 21 - Quiz

3. Maak van "doux" een bijwoord.
A
douce
B
douxement
C
doucement
D
douxment

Slide 22 - Quiz

4. Waar zegt een bijwoord iets over:
A
hele zin, werkwoord en zelfstandig naamwoord
B
hele zin, werkwoord, ander bijwoord en bijvoeglijk naamwoord.
C
lidwoord, onderwerp en ander bijwoord.
D
persoonlijk voornaamwoord en werkwoord

Slide 23 - Quiz

5. Wat is het bijwoord van bon?
A
bien
B
bonnement
C
bonment
D
bienment

Slide 24 - Quiz

6. J'ai une chaise confortable
(confortable)
Is dat een.... of een .....
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 25 - Quiz

7. J'ai bien compris cet exercice
(bien)
Is dat een .... of een ......
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 26 - Quiz

8. Naturellement, il se lave tous les jours
Het bijwoord zegt iets over.....
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord

Slide 27 - Quiz

9. Ces chaussures sont extrémements chères
Het bijwoord zegt iets over .....
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord

Slide 28 - Quiz

10. Elle parle lentement
Vul aan: een bijwoord zegt iets over een :
A
werkwoord
B
persoon

Slide 29 - Quiz

11. maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: facile -->

Slide 30 - Open question

12. maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: exact

Slide 31 - Open question

13. maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: définitif

Slide 32 - Open question

14. Maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: bon

Slide 33 - Open question

Faites exercice 11 a t/m 11 d

Slide 34 - Slide

In duo's
Maak een presentatie (google) waarin jullie het bijwoord en bijvoeglijk naamwoord uitleggen. 
Dit moet in ongeveer 5 minuten, vergeet geen info. 

Slide 35 - Slide

Un objet trouvé
Je hebt op straat in Parijs een Apple Watch gevonden. Je kunt niet zien van wie het is, maar je denkt er goed aan te doen om het af te geven op het politiebureau. 
Je zoekt op de site van de politie wat je moet doen. Je werkt in een tweetal, 
Jullie posten over 10 min jullie verhaal over wat je moet doen en hoe in het Nederlands Dit doe je op de padlet: https://padlet.com/nar1/aecs7d03e1gnnyvh

Slide 36 - Slide

Wat neem je mee van deze opdracht?

Slide 37 - Open question

Au travail
maken 12, 13, 14, 15

Slide 38 - Slide