Must/mustn't en irregular verbs 2KGT inventions

Must / mustn't
Must = het moet (persoonlijke noodzaak), kan niet anders!

Mustn't = niet moeten / mogen

Na must/mustn't volgt altijd het HELE WERKWOORD
I mustn't be home late.
We must visit grandma, we haven't seen her in ages!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Must / mustn't
Must = het moet (persoonlijke noodzaak), kan niet anders!

Mustn't = niet moeten / mogen

Na must/mustn't volgt altijd het HELE WERKWOORD
I mustn't be home late.
We must visit grandma, we haven't seen her in ages!

Slide 1 - Slide

You _____ go there! It is dangerous
A
must
B
mustn't

Slide 2 - Quiz

I _____ finish my homework, or my teacher will get angry.
A
must
B
mustn't

Slide 3 - Quiz

I _____ help my mother.
A
must
B
mustn't

Slide 4 - Quiz

She _____ go there alone, it might be dangerous.
A
must
B
mustn't

Slide 5 - Quiz

They _____ prepare for the test, or they will fail
A
must
B
mustn't

Slide 6 - Quiz

Irregular verbs
Onregelmatige werkwoorden

Slide 7 - Slide

Verleden tijd van "go" =

Slide 8 - Open question

Verleden tijd van "break" =

Slide 9 - Open question

Verleden tijd van "go" =

Slide 10 - Open question

Verleden tijd van "get" =

Slide 11 - Open question

Verleden tijd van "give" =

Slide 12 - Open question

Verleden tijd van "say" =

Slide 13 - Open question

Verleden tijd van "send" =

Slide 14 - Open question

Verleden tijd van "put" =

Slide 15 - Open question

Verleden tijd van "stick" =

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Link

The end of this lessonup
Work on your study planner!

Slide 18 - Slide