Vocabulario la ciudad (winkels en gebouwen in de stad)

Lesdoel

Je gaat:
woorden over winkels en gebouwen in de stad leren.

1 / 23
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesdoel

Je gaat:
woorden over winkels en gebouwen in de stad leren.

Slide 1 - Slide

Hoy
1. Quizlet (nieuwe woorden oefenen)
2. Beantwoord de vragen (in lessonup)
3. Opdracht 1 página 62 tekstboek
4. Opdracht 2 pagina 62

Slide 2 - Slide

¿Cómo se dice kerk en español?
A
La iglesia
B
La tienda

Slide 4 - Quiz

¿Cómo se dice park en español?
A
El parq
B
El parque
C
La parque
D
la park

Slide 5 - Quiz

¿Cómo se dice bioscoop en español?
A
el cinema
B
la cine
C
la cinema
D
el cine

Slide 6 - Quiz

¿Cómo se dice boekenwinkel en español?
A
La librería
B
El librería
C
la biblioteca
D
La librera

Slide 7 - Quiz

¿Cómo se escribe postkantoor en español?

Slide 8 - Open question

¿Cómo se escribe supermarkt en español?

Slide 9 - Open question

pagina 62 opdracht 1 
1. Match de woorden met de afbeeldingen op de kaart. (In je schrift)
  Luister dan en controleer

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Opdracht 2 pagina 62 tekstboek
Contesta las preguntas.
Beantwoord de vragen. (In lessonup)

Slide 12 - Slide

 ¿Dónde compras alimentos?


En el supermercado
Waar koop je eten?

Slide 13 - Slide

1. ¿Dónde te prestan libros?
Waar leen je boeken uit?

Slide 14 - Open question

2. ¿Dónde ves películas?
¿Waar kijk je films?

Slide 15 - Open question

3. ¿Dónde compras medicinas?
Waar koop je medicijnen?

Slide 16 - Open question

4.¿Dónde ves cuadros y esculturas?
Waar zie je schilderijen en sculpturen?

Slide 17 - Open question

5. ¿Dónde practicas deporte?
Waar sport je?

Slide 18 - Open question

6. ¿Dónde envias cartas y paquetes?
Waar stuur je brieven en pakketten?

Slide 19 - Open question

7. ¿Dónde compras libros?
Waar koop je boeken?

Slide 20 - Open question

8. ¿Dónde paseas entre árboles y plantas?
Waar loop je tussen bomen en planten?

Slide 21 - Open question

9.¿Dónde duermes en vacaciones?
Waar slaap je op vakantie?

Slide 22 - Open question

10. ¿Dónde coges el tren?
Waar neem je de trein?

Slide 23 - Open question