Ik doe vrijwilligerswerk

Welkom in de les!

Vandaag is de laatste les voor de herfstvakantie!!!
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom in de les!

Vandaag is de laatste les voor de herfstvakantie!!!

Slide 1 - Slide

Pak je  telefoon

Slide 2 - Slide

Hoe gaat het met je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

“Welke datum is het vandaag?”,
A
14 oktober
B
15 oktober
C
16 oktober
D
17 oktober

Slide 4 - Quiz

“Heb jij Nederlands gesproken?”

Met wie?

Slide 5 - Open question

■ Ik praat Nederlands
Lees en zeg na:

  • Ik praat Nederlands op school.
  • Ik praat Nederlands met mijn buurvrouw.
  • Ik praat Nederlands met mijn kinderen.
  • Ik praat Nederlands in de winkel.

  • Schrijf of zeg:
  • 1. Ik praat Nederlands met _____________.
  • 2. Ik praat Nederlands op _____________.
  • 3. Ik praat Nederlands met _____________.
  • 4. Ik praat Nederlands in _____________.

Slide 6 - Slide

Praat met een klasgenoot:
A: “Ik praat Nederlands met mijn buurvrouw.”
B: “Oh, leuk! Ik praat Nederlands met mijn collega.”
→ Wissel van rol en oefen nog een keer.

Kruis aan:  Waar praat jij Nederlands? 
Schrijf op: ja of nee   
  • Op school ......... 
  • Thuis .............
  • In de winkel ............
  • Met je kinderen .............
  • Met je buurvrouw ...................

Slide 7 - Slide

“Welke woorden weet jij nog van vrijwilligerswerk?”


Slide 8 - Mind map

Ik doe vrijwilligerswerk
 Ik doe vrijwilligerswerk

Slide 9 - Slide


Vrijwilligerswerk   👉  Werk zonder geld.
       Je helpt mensen of een groep.

  •  Voorbeelden:
  • Ik help in de winkel.
  • Ik maak schoon in de school.
  • Ik geef koffie in het buurthuis.
  • Ik wandel met oude mensen.

  • Woorden leren:
  • Vrijwilliger         =      iemand die helpt
  • Helpen               =      iets doen voor een ander   
  • Werken              =      iets doen
  • zonder               =       niet met
  • geld                    =      euro's, munten
 

Slide 10 - Slide


  • Ik doe vrijwilligerswerk

  • We leren vandaag: lezen en praten over vrijwilligerswerk.

  • Wat is vrijwilligerswerk?

  • Ik werk.
  • Ik krijg geen geld.
  • Ik help mensen.
  • Ik doe vrijwilligerswerk.


Slide 11 - Slide

Waar doe je vrijwilligerswerk?

  • Ik help op school.
  • Ik werk in het buurthuis.
  • Ik maak koffie in het verzorgingshuis.
  • Ik help bij de sportclub.
  • Ik werk in de tuin of in het park.

  • Waarom doe je vrijwilligerswerk?

  • Ik vind het leuk.
  • Ik leer nieuwe mensen kennen.
  • Ik help graag.
  • Ik doe iets voor een ander.

  • Praat samen:

  • • Doe jij vrijwilligerswerk?
  • • Waar doe jij dat?
  • • Wat doe jij daar?
  • • Vind jij het leuk?
  • • Ken jij iemand die vrijwilligerswerk doet?

Slide 12 - Slide

Vrijwilligerswerk is werk zonder geld.


  • Je helpt mensen of dieren.

  • Je doet iets voor anderen.

  • Je werkt om te helpen, niet voor salaris.

  • Salaris is geld van werk.
  • Je werkt - je krijgt geld.
  • Dat geld heet salaris.
  • Je krijgt salaris iedere maand.


    Slide 13 - Slide

    Slide 14 - Slide



     Kleine oefening:

    Kijk naar de zinnen. 

    Goed of fout.



    Slide 15 - Slide

    Ik krijg geld voor vrijwilligerswerk.

    goed of fout?
    A
    B

    Slide 16 - Quiz

    Vrijwilligerswerk is helpen.

    goed of fout?
    A
    B

    Slide 17 - Quiz

    Vrijwilligerswerk is zonder geld.

    goed of fout?
    A
    B

    Slide 18 - Quiz

    10 minuten

    Slide 19 - Slide

    • Ik doe vrijwilligerswerk in een buurthuis.

    • Ik help met koffie schenken.

    • Ik praat met mensen.

    • Ik geef taalles op vrijdag.

    • Ik vind het leuk om mensen te helpen.

    • Ik werk niet voor geld.

    Slide 20 - Slide

    • Waar doe je vrijwilligerswerk?

    • Ik help op school.
    • Ik werk in het buurthuis.
    • Ik maak koffie in het verzorgingshuis.
    • Ik help bij de sportclub.
    • Ik werk in de tuin of in het park. 

    • Waarom doe je vrijwilligerswerk?

    • Ik vind het leuk.
    • Ik leer nieuwe mensen kennen.
    • Ik help graag.
    • Ik doe iets voor een ander.

    • Praat samen:

    • • Doe jij vrijwilligerswerk?
    • • Waar doe jij dat?
    • • Wat doe jij daar?

    Slide 21 - Slide

    Luister naar het gesprek !


    • Ik doe vrijwilligerswerk (2).

    • Je hoort Mustafa en Richard.

    Slide 22 - Slide





    6. Luister nog een keer naar het gesprek en wijs aan.
    Mustafa gaat helpen op de school van zijn dochter. Wat gaat hij doen?
    6. Luister nog een keer naar het gesprek.


    • Mustafa gaat helpen op de school van zijn dochter. 
    • Hij help in de computerles.

    Slide 23 - Slide

    De computerles is op woensdag.

    goed of fout?
    A
    B

    Slide 24 - Quiz

    Richard helpt ook op school.

    goed of fout?
    A
    B

    Slide 25 - Quiz

    Richard gaat elke woensdag mee naar het zwembad.

    goed of fout?
    A
    B

    Slide 26 - Quiz

     Bekijk de foto’s. 

    • Wat zie je op foto’s?
    • Wat is vrijwilligerswerk?

    • Doe je vrijwilligerswerk? 
    • Wat zijn je taken?
    • Heb je wel eens vrijwilligerswerk gedaan?
    • Wat deed je toen?

    Slide 27 - Slide

    Luister naar het gesprek 
    Ik doe vrijwilligerswerk (1).

    Je hoort Mirella en Serhan.

    Slide 28 - Slide

    3. Luister nog een keer naar het gesprek .

    Waar werkt Serhan?

    Slide 29 - Slide

    Wat doet Serhan in het bejaardenhuis?

    Slide 30 - Slide

    4. Bekijk de plaatjes. 
    • Serhan helpt bij de koffieochtend in het bejaardenhuis. 
    • Hieronder zie je zijn taken. 
    • Wat moet ze doen?

    Slide 31 - Slide

    8. Praat met je begeleider.
    Wat kun je als vrijwilliger doen op de school van je kind?
    Help jij ook op de school van je kind?
    Ken jij mensen die helpen op de school van hun kind?
    8.

    • Help jij ook op de school van je kind?

    • Ken jij mensen die helpen op de school ?

    Slide 32 - Slide


    9. Luister!!!  Hoeveel woorden hoor je?

    Steek het aantal vingers op.

    Slide 33 - Slide

    10. Luister !!!  Tik op de tafel.

    • Ik lees een gesprek voor. 
    • Waar ligt het accent in de zin?
    • Tik op de tafel. 
    • Luister naar het voorbeeld.

    • Voorbeeld:
    • Hallo, ik ben Mohammed. Wie ben jij?
    • Mijn naam is Joke.

    Slide 34 - Slide

    11. Taalriedel
    • Wacht je op je dochter?
    • Wacht je op je dochter?
    • Die is al naar huis.
    • Die is al naar huis.
    • Ik heb een afspraak met de juf.
    • Ik heb een afspraak met de juf.
    • Gaat het niet goed op school?
    • Gaat het niet goed op school?
    • Jawel hoor, het gaat prima.
    • Jawel hoor, het gaat prima.
    • Ik ga helpen bij computerles.
    • Ik ga helpen bij computerles.
    • Dat lijkt me leuk!
    • Dat lijkt me leuk!
    • Help jij ook op school?
    • Help jij ook op school?
    • Ja, ik ben leesvader.
    • Ja, ik ben leesvader.

    Slide 35 - Slide

    12. Zeg het gesprek na. (1)
    Mirella: Ga je mee naar de sportschool?
    Serhan: Nee, ik kan niet. Ik moet werken.
    Mirella: Werk je?
    Serhan: Ja, ik doe vrijwilligerswerk.
    Mirella: Waar doe je dat?
    Serhan: In het bejaardenhuis.
    12. Zeg het gesprek na. (1)

    • Mirella: Ga je mee naar de sportschool?
    • Serhan: Nee, ik kan niet. Ik moet werken.
    • Mirella: Werk je?
    • Serhan: Ja, ik doe vrijwilligerswerk.
    • Mirella: Waar doe je dat?
    • Serhan: In het bejaardenhuis.

    Slide 36 - Slide

    13. Zeg het gesprek na. (2)
    Mustafa: Ik help bij de computerles.
    Richard: Leuk. Wanneer doe je dat?
    Mustafa: Elke donderdag van half drie tot half vier.
    Help jij ook op school?
    Richard: Ja, ik ben leesvader.
    Mustafa: Wat is dat?
    Richard: Ik lees elke woensdag met een groepje kinderen.
    13. Zeg het gesprek na. (2)
    • Mustafa: Ik help bij de computerles.
    • Richard: Leuk. Wanneer doe je dat?
    • Mustafa: Elke donderdag van half drie tot half vier.
    • Help jij ook op school?
    • Richard: Ja, ik ben leesvader.
    • Mustafa: Wat is dat?
    • Richard: Ik lees elke woensdag met een groepje kinderen.

    Slide 37 - Slide

    14. Maak het gesprek compleet.

    • Je tante doet vrijwilligerswerk. 
    • Je wilt weten:
    • wat voor werk ze doet, 
    • wanneer ze het doet  
    • of ze het leuk vindt.


      Slide 38 - Slide



      • Betty: Ik doe vrijwilligerswerk.
      • Ik: waar doe je vrijwilligerswerk?
      • Betty: In het bejaardenhuis.
      • Ik: wanneer werk je?
      • Betty: Op dinsdag van negen tot twaalf uur.
      • Ik: Wat doe je voor werk?
      • Betty: Ik help bij de koffieochtend.
      • Ik: Vind jij dat leuk?
      • Betty: Ja, ik heb veel contact met de bewoners.

      Slide 39 - Slide


      • Lees samen het gesprek tussen Betty en ik.
      • Spreek om de beurt:

      • De ene persoon is Betty.
      • De andere persoon is ik.

      • Lees het gesprek hardop.

      • Wissel daarna van rol en lees nog een keer.

      • Bespreek samen:

      • Wat doet Betty?
      • Wanneer werkt zij?
      • Vindt zij het werk leuk?

      Slide 40 - Slide

      Wie is de man op de foto? 
      Wat doet hij? 
      Waar is hij? 
      Wie zijn de kinderen? 
      Hoe voelen ze zich? 

      Wie is de vrouw op de foto?
      Wat doet ze?
      Waar is ze?
      Wie zijn de andere mensen?
      Zijn ze blij?

      Slide 41 - Slide

      Volgende week is het vakantie.
      Er is geen les.
      De volgende les is op vrijdag 31 oktober.
      Fijne vakantie! 🎉

      Slide 42 - Slide

      15. 
      Je kunt vrijwilligerswerk doen in een bejaardenhuis of op een school

      16. Vraag en geef antwoord.
      Loop rond. Vraag of de ander kinderen heeft. Vraag of de ander meehelpt op
      school. De ander reageert.
      17. 
      Je begeleider doet vrijwilligerswerk. Stel vragen aan je begeleider over dit werk.
      Vertel aan je begeleider wat voor vrijwilligerswerk jij zou willen doen.
      18. Je kind zit in groep vijf van de basisschool. Je praat met de juffrouw.
      Ze vraagt of je elke week wilt meelopen naar het zwembad.
      Voer het gesprek.

      Slide 43 - Slide