Taaltrap les 8 De mens

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b
• Leerjaar 1

Welkom OAZ2!

STARTOPDRACHT
Welke dag is het vandaag?

1. maandag
2. vrijdag
3. zaterdag
4. zondag

STARTOPDRACHT
Welke datum is het vandaag?

1. 17 april 2025
2. 18 april 2025
3. 19 april 2025
4. 20 april 2025

STARTOPDRACHT
Welke dag is het overmorgen?

1. dinsdag
2. woensdag
3. zaterdag
4. zondag

STARTOPDRACHT
Hoe laat is deze les afgelopen?

1. half twaalf
2. kwart voor twaalf
3. twaalf uur
4. kwart over twaalf

Herhaling les 7
GELD

Wat weten de leerlingen nog over les 7: Geld?

Een euro is ...

1. een cent
2. tien cent
3. honderd cent
4. duizend cent

het geld

de euro

de prijs

de pinpas

het biljet

de munt

de kassa

de pinautomaat

Bladzijde 41      7.5 + 7.6 maken

Taaltrap les 8

de mens

In deze les leer je:

• lichaamsdelen
• werkwoorden

Wat ga je doen / wat ga je leren?

- De Taaltrap les 7: Het geld herhalen en afronden

- De taaltrap les 8: de mens / het lichaam starten

8.1 Luisteren

Ga naar pagina 42 en 43 van je boek

* schrijf de woorden in je schrift

* denk aan de en het

* schrijf de vertaling erbij

Lichaam

8.2 Luisteren

Luister naar de zinnen

8.2

Wat doe je met deze lichaamsdelen?

praten

voelen

kijken

horen

lopen

ruiken

Geef leerlingen een beurt om het goede lichaamsdeel naar de juiste Engelse naam te slepen of laat ze op hun eigen apparaat meedoen.

de arm

de voet

de neus

de buik

de mond

het been

het haar

het oor

het oog

de hand

Tekenopdracht

Maak een drietal (= groepje van 3 leerlingen)

De kleinste gaat op het papier liggen.

Teken het lichaam.

Welke lichaamsdelen weet je?

Teken en schrijf ze erbij.

tekenopdracht

Gynzy

Galgje met woorden over het lichaam.

kijken

ik kijk

jij kijkt

hij / zij kijkt

wij kijken

jullie kijken

zij kijken

voelen

ik voel

jij voelt

hij / zij voelt

wij voelen

jullie voelen

zij voelen

proeven

ik proef

jij proeft

hij / zij proeft

wij proeven

jullie proeven

zij proeven

zien

ik zie

jij ziet

hij / zij ziet

wij zien

jullie zien

zij zien

ruiken

ik ruik

jij ruikt

hij / zij ruikt

wij ruiken

jullie ruiken

zij ruiken

Schema invullen

Vul het schema in met de werkwoorden:

kijken

voelen

proeven

zien 

ruiken

Ik weet alle woorden!

😒🙁😐🙂😃

Bedankt!