V3A - comparisons

Comparisons
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EnglishVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Comparisons

Slide 1 - Slide

What are we going to learn today?
- What are comparisons
- How to use comparisons

Let's see what you remember

Slide 2 - Slide

He is much ..... than his brother
timer
0:10
A
Tall
B
Taller
C
Tallest

Slide 3 - Quiz

That's the .... apple I've ever seen
timer
0:10
A
Bigger
B
Bigest
C
Biggest

Slide 4 - Quiz

This is much .... than I expected
timer
0:10
A
More easy
B
Easyer
C
Easier

Slide 5 - Quiz

This is the .... kitchen I've ever seen
timer
0:10
A
Nicest
B
Niceest
C
Nicer
D
Most nice

Slide 6 - Quiz

Your bike is ..... than mine
timer
0:10
A
Beautifuller
B
Beautifuler
C
More beautiful
D
Most beautiful

Slide 7 - Quiz

If you thought this case was bad, it's about to get much ...
timer
0:10
A
Badder
B
Bader
C
Worser
D
Worse

Slide 8 - Quiz

Comparisons
Om mensen, dieren en dingen met elkaar te kunnen vergelijken. 
Je hebt hierin vier onderdelen:
1. -er / -est
2. more en most
3. Onregelmatige vormen
4. (not) as ... as

Slide 9 - Slide

timer
0:30
Bijvoegelijk naamwoord met één lettergreep
Bijvoegelijk naamwoord met twee lettergrepen 
eindigend op -y, -er, -le,
-ow
Bijvoegelijke naamwoorden met twee of meer lettergrepen
-er/-est
-er/-est

more.../most...

Slide 10 - Drag question

Mind the spelling!
- eindigt op -e dan alleen -r/-st
Nicer

- eindigt op -y dan verandert de -y in -ier/-iest
Prettiest

- Kort woord dat eindigt op een klinker + medeklinker? Verdubbel de laatste klinker
Bigger

Slide 11 - Slide

Nice - ..... - .....
timer
0:30

Slide 12 - Open question

powerful - ... - ...
timer
0:30

Slide 13 - Open question

good - ..... - .....
timer
0:30

Slide 14 - Open question

many - ..... - .....
timer
0:30

Slide 15 - Open question

much - ..... - .....
timer
0:30

Slide 16 - Open question

If you want to win this time, you have
to be ______ (dedicated) before

Slide 17 - Open question

Buying a new bike is probably ______ (simple) fixing the old one.

Slide 18 - Open question

Mind the spelling!
Denk eraan dat je altijd:

"the" voor most en -est schrijft
         The most beautiful girl in the world. 
         The prettiest girl in the world.

"than" achter -er en more
          Your sandwich is smaller than mine.
          His book is more beautiful than hers,. 

Op de toets is het anders fout! 

Slide 19 - Slide

_______ (kind) thing to do would be to tell Jay to stop trying so hard.

Slide 20 - Open question

Hayley tends to study a lot _______ (hard) Kilian

Slide 21 - Open question

De nieuwe danser is net zo getalenteerd als jij.

The new dancer is just________ you.

Slide 22 - Open question

(not ) as...as 
We gebuiken (not) as....as om te zeggen dat iets net zoveel is als iets anders.
of dat iets niet zo goed is als de vorige/iemand anders etc. 
We gebruiken dit als we twee dingen met elkaar vergelijken.

Je gebruikt dan gewoon het bijvoegelijk naamwoord
(geen toevoeging van -er/-est or more/most)

Let erop dat je zowel aan het begin als het eind een "as" hebt. 

Slide 23 - Slide

Madonna does a lot for charity, but _______ (not - much) Bill Gates, I think.

Slide 24 - Open question