7.5 + 7.6

Inhaal LessonUP 7.5 + 7.6
1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Inhaal LessonUP 7.5 + 7.6

Slide 1 - Slide

blz 24 t/m 27

Slide 2 - Slide

Wat is een verbranding?
A
Een reactie waarbij altijd warmte ontstaat.
B
Een reactie waarbij je altijd vlammen ziet.
C
Een verschijnsel waarbij je altijd rook ziet.
D
Een reactie waar altijd zuurstof voor nodig is.

Slide 3 - Quiz


Wat moet er in de blokken komen te staan?

Slide 4 - Open question

Magnesium wordt verbrand tot magnesiumoxide . Noteer de reactievergelijking.

Slide 5 - Open question


Cyclohexaan (C6H12) wordt (volledig)verbrand. Noteer de reactievergelijking in je schrift.

Slide 6 - Open question

Kijk goed naar de afbeelding. Welke kleur vlam zou hier uitkomen als je hem aandoet?
A
gele, pauze vlam
B
blauwe vlam
C
ruisende vlam met blauwe kern
D
geen vlam

Slide 7 - Quiz


Propaan (C3H8) is een koolwaterstof-gas wat gebruikt wordt als brandstof. Geef de reactievergelijking van de onvolledige verbranding van propaan, ga ervan uit dat er alleen CO ontstaat. (dus geen CO2 en C)

Slide 8 - Open question

Stoffen:
Zet de woorden en formules op de juiste plek
versterkt broeikas-effect
zure regen
smog
C
CO2
NOx
SO2

Slide 9 - Drag question

Je kunt uitleggen wat reactiesnelheid is, hoe je deze vergelijkt en welke factoren deze snelheid beïnvloeden.
Reactiesnelheid:

Reactietijd:

Verdelingsgraad:
Katalysator: 
Concentratie:
De reactiesnelheid is de snelheid waarmee de beginstoffen verdwijnen en de reactieproducten ontstaan.
De reactietijd is hoelang de reactie in totaal duurt.
Hulpstof die de reactie versnelt maar zelf niet wordt gebruikt.
De cocentratie geeft aan hoeveel gram er in 1 liter is opgelost. Hoe groter de concentratie hoe meer deeltjes, hoe meer kans op reactie. Dus hoe hoger de concentratie hoe sneller de reactie.
Factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden.

Slide 10 - Slide


Wat kun je zeggen over de reactietijd en reactiesnelheid van de reactie in de afbeelding hiernaast. Je ziet dat een ijzeren paal aan het roesten is.
A
Reactiesnelheid = hoog Reactietijd = kort
B
Reactiesnelheid = laag Reactietijd = kort
C
Reactiesnelheid = laag Reactietijd = lang
D
Reactiesnelheid = hoog Reactietijd = lang

Slide 11 - Quiz


Bij een experiment wordt waterstofchloride gemaakt. H2 reageert met Cl2 tot HCL, ook wordt er nikkel aan toegevoegd. De reactievergelijking is als volgt: 
H2 (g) + Cl2 (g) --> 2 HCL(g)
Is hier een katalysator gebruikt?
A
Ja, waterstof
B
Ja, Nikkel
C
Ja, chloor
D
Nee

Slide 12 - Quiz


Welke afbeelding heeft een grotere verdelingsgraad?
A
B

Slide 13 - Quiz


Laat met een berekening zien wat de molecuulmassa is van 2 CH4 moleculen.

Slide 14 - Open question


Welke factoren spelen er een rol bij de reactiesnelheid? Noem er 6.

Slide 15 - Open question


Leg uit waarom een hogere druk er voor zorgt dat de reactiesnelheid hoger ligt.

Slide 16 - Open question


Laat met een berekening zien wat de molecuulmassa is van 3 SO2 moleculen.

Slide 17 - Open question

massaverhouding 
  1. Pentaan (C5H12) (l) wordt volledig verbrand.
  2. Je hebt 280 g pentaan en 1500 g zuurstof.
  3. Bereken welke stof in overmaat aanwezig is.
Maak deze berekeningen en neem mee naar de bespreking

Slide 18 - Slide


Bekijk de afbeelding hiernaast:
Bereken hoeveel kg frituurvet nodig is voor het verkrijgen van 50,0 kg biodiesel. 
Neem bij je berekening aan dat:
- de gemiddelde massa van een molecuul frituurvet 848 u is.
- de gemiddelde massa van een molecuul biodiesel 284 u is.

Slide 19 - Open question


Natriumbromide kun je maken door natrium met broom te laten reageren. Ivar laat 25 mg natrium reageren met 20 mg broom. 

Laat met een berekening zien welke stof er in overmaat is.

Slide 20 - Open question