H4 - §7.1 De Industriële revolutie

Hoofdstuk 7. De economische sprong van Europa
§7.1 De industriële revolutie
1 / 20
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 7. De economische sprong van Europa
§7.1 De industriële revolutie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Industriële revolutie

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Introductie
Het onderwerp van vandaag is de industriële revolutie en hoe die de samenleving en de wereld veranderde. De tijd van Burgers en Stoommachines is de naam voor dit tijdvak, dat zich hoofdzakelijk afpeelde tijdens de 19e eeuw. Het revolutionaire aspect van deze tijd zit hem in veranderingen in de technologie, maar dat niet alleen. Sociaal, economisch, politiek en militair waren er ook grote veranderingen, die door iedereen over de hele wereld gevoeld werden. Dit is de eeuw van stoom, fabrieken, kapitalisme, arbeiders, socialisme, kolonisatie, nationalisme en emancipatie.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Kenmerkende aspecten
- De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving.


Verplichte begrippen
Gemechaniseerde massaproductie
Industrialisatie
Arbeidersklasse
Industriële revolutie
Modern kapitalisme
Economisch liberalisme




Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Doelen

- factoren noemen die bijdroegen aan de groei en verandering van de Britse economie vanaf 1750.

- een aantal economische en sociale gevolgen van de industriële revolutie noemen.

- met behulp van de begrippen 'kapitalisme' en 'economisch liberalisme' uitleggen dat er op economisch gebied sprake was van modernisering.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

20 minuten

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

15 minuten lezen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Quizvragen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Vóór ca. 1800 werden in Engeland allerlei producten gemaakt. Door de industriële revolutie veranderde er veel in de productie van goederen.

Welke twee productiekenmerken horen bij de periode vóór de industriële revolutie?
A
Er is sprake van beperkte productie met een hoge kwaliteit.
B
Er is sprake van een vakman die het product van het begin tot het einde maakt.
C
Er is sprake van een werknemer die aan een klein deel van het eindproduct werkt.
D
Er is sprake van massaproductie in zo weinig mogelijk tijd.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is massaproductie?
A
Met zijn allen iets produceren
B
Grote legers mobiliseren
C
Snel, veel producten maken met een lopende band
D
De ontwikkeling van stoommachines

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Industrialisatie en bevolkingsgroei waren ... van de verstedelijking
A
oorzaken
B
gevolgen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welk begrip past bij de afbeelding
A
Industrialisatie
B
fabriek
C
huisnijverheid

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Veel fabrikanten waren voor het economisch liberalisme. Waarom?

A
De overheid maakte zo weinig mogelijk wetten en gaf de ondernemers vrijheid. Dat stond de fabrikanten wel aan.
B
De overheid maakte alleen wetten die in het voordeel waren van de ondernemers. Dat sprak de fabrikanten wel aan.
C
De overheid maakte alleen wetten om de arbeiders te beschermen, dat vonden de fabrikanten ook belangrijk.
D
De overheid maakte wetten die zowel voor de arbeiders als de ondernemers voordelig waren. Dat was ook in het voordeel van de fabrikanten.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Vragen uit Memo §7.1

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

4. Noem het voornaamste verschil tussen een agrarisch-urbane samenleving en een industriële samenleving.

Slide 17 - Open question

  • Staan op een volledige formulering van een antwoord.
  • Ook bespreken dat beide delen van de vraag moeten worden beantwoord als je ziet dat het niet wordt gedaan.
6 a Leg uit waarom het gebruik van machines op waterkracht beperkingen kende.
b Gebruik bron 4·
Wat is het verband tussen de komst van fabrieken op stoomkracht en de snelle groei van de
mijnbouw?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

9. Rond 18oo ontstond een nieuwe vorm van kapitalisme.
Beschrijf waarin de nieuwe vorm zich onderscheidde van de oudere vorm.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

11 a Adam Smith betoogde dat een 'invisible hand' de economie kon leiden en laten groeien. Leg uit waarom dat niet zou lukken als van oorsprong middeleeuwse organisaties als de gilden bleven bestaan.

b Waaruit blijkt dat de regering in Groot-Brittannië rond 1850 besefte dat het systeem van de 'invisible hand' niet goed werkte?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions