SO H1 ex 1.5 HV3
1 / 13
Lesson duration is: 80 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat betekent schaarste in de economie?
A
Onbeperkte middelen voor beperkte behoeften
B
Beperkte middelen voor oneindige behoeften
Slide 3 - Quiz
Hoe helpt geld bij ruiltransacties?
A
Beperkt keuze
B
Verhoogt kosten
C
Vergemakkelijkt handel
D
Biedt gevoel van waarde
Slide 4 - Quiz
Piet heeft 180 postzegels, maar had er vorige week 200. Hoeveel procent is het aantal veranderd?
Slide 5 - Open question
Nederland heeft 18 miljoen inwoners. Amsterdam 934.526. Hoeveel procent is dat?
Slide 6 - Open question
Renske verdient € 31 per week. Karin verdient € 38 per week. Hoeveel procent verdient Renske minder dan Karin? Rond af op één decimaal.
Slide 7 - Open question
Wat is de nominale waarde van geld?
A
De waarde op de beurs
B
De waarde in euro's
C
De waarde die op het bankbiljet staat
D
De waarde van goud
Slide 8 - Quiz
Wat is het doel van een budget?
A
Het verhogen van belastingtarieven
B
Het beheren van geld in een periode
C
Een overzicht van waar je geld aan wilt besteden
