Beroepsoriëntatie Quiz Les 11

 Beroepsoriëntatie
Lesweek 6: Specifieke doelgroepen


Klassen: 228ABCDEF
Datum: week van 13 november
Quiz Time les 1 tot 10
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BeroepsorientatieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

 Beroepsoriëntatie
Lesweek 6: Specifieke doelgroepen


Klassen: 228ABCDEF
Datum: week van 13 november
Quiz Time les 1 tot 10

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Aanwezigheidsregistratie
Aanwezigheid zal door de docent geregistreerd worden. Aanwezigheid kan meerdere malen tijdens de les worden gedaan. Bij vroegtijdig verlaten van de les, zonder geldige reden, zal je op 'ongeoorloofd afwezig' staan. 

Ben je te laat? Geef dit dan door aan het einde van de les aan de docent. Dit is jouw verantwoordelijkheid. 

Slide 2 - Slide

Deel 1  90 minuten (2 lesuren)


Deel 2 90 minuten (2 lesuren) 


Deel 3 90 minuten (2 lesuren) 


Deel 4 90 minuten(2 lesuren) 
- werken aan de opdrachten in digitale licenties. 

Voor de klassen DF-> kun je dit tijden BGER ZELFST WERKEN opgeven 

Programma lesweek 11



Vandaag een quiz om te zien wat je allemaal
    hebt geleerd tijdens Beroepsoriëntatie!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Algemene mededelingen 
De eindopdracht is ingeleverd en zal in de komende 
periode na worden gekeken!

Niks ingeleverd. Ga er verder mee aan de slag! Zodat je op een later moment je eindopdracht alsnog kan inleveren.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

MZ'ers zijn onder andere werkzaam in....
A
Gehandicaptenzorg, thuiszorg en asielzoekerscentra.
B
Geestelijke gezondheidszorg & horeca.
C
Thuiszorg, catering en op festivals.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Als persoonlijke begeleider werk je met cliënten die zich door omstandigheden moeilijk zelfstandig staande kunnen houden in de maatschappij.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

De participatie maatschappij.......
A
Stimuleert cliënten om meer te sporten.
B
Stimuleert cliënten om gezond te eten.
C
Stimuleert dat ouderen en mensen met problematieken langer thuis blijven wonen.
D
Stimuleert dat ouderen en mensen met problematieken zorg moeten afnemen.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Zelfredzaamheid......
A
is het vermogen van iemand om voor zichzelf te zorgen.
B
is dat iemand zijn eigen problemen kan oplossen en zich weet te redden in het dagelijks leven .

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Het bio-psychosociale model zegt dat een verslaving ontstaat door:
A
een verandering van het menselijk beloningssysteem
B
erfelijke aanleg, omgeving (sociaal) en persoonlijke ontwikkeling
C
een verandering van het menselijk brein
D
door buitensporig gebruik van bepaalde middelen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat bedoelen we met het begrip 'tolerantie' als we het hebben over verslaving?
A
Je vindt het normaal om in je dagelijkse leven middelen te gebruiken en vind het gek dat mensen zich daarom druk maken.
B
Je vind het normaler om middelen te gebruiken naarmate je verslaafd raakt
C
Je hebt steeds meer nodig om hetzelfde effect te krijgen
D
Je bent soepeler in het nemen van het middel

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Is een verslaving een psychisch aandoening volgens DSM-V?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Joshua is gezinsbegeleider en komt voor zijn werk bij gezinnen thuis om daar te kijken naar opvoedingsondersteuning.
Van welke vorm van zorg is hier sprake?
A
Residentiele zorg
B
Intramurale zorg
C
Ambulant ofwel extramurale zorg
D
Transmurale zorg

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Vereza is 80 jaar en woont in een senioren + flat. In deze flat is 24uurs zorg aanwezig. De fysio, arts en ouderenpsycholoog komen hier op afspraak langs. Van welke vorm van zorg spreken we ?
A
Intramuraal
B
Transmuraal
C
Ambulant
D
Extramuraal

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Doelgericht communiceren
Welk doel past bij deze omschrijving?
''Als je de ander wilt leren hoe hij iets moet doen of hoe iets moet gebeuren.''
A
Activeren
B
Instrueren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Doelgericht communiceren:
Welk doel past bij deze omschrijving?
''als je ervoor wilt zorgen dat de ander in actie komt of gemotiveerd raakt om zich ergens voor in te zetten.''
A
Activeren
B
Instrueren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Noem 2 stoornissen

Slide 17 - Mind map

  • Angststoornis
  • Stemmingstoornis
  • Obsessieve-compulsieve stoornissen
  • Acute stressstoornis en 
  • posttraumatische stressstoornis
Welke risicofactoren zijn er als het gaat om het ontstaan van ontwikkelingsproblemen?
A
Kindgebonden factoren
B
Ouder- en/of gezinsrisicofactoren:
C
Omgevings- risicofactoren:
D
Allen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Bij een gedragsprobleem is er sprake van een diagnose
A
Waar
B
Niet waar
C
geen idee

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Het verschil tussen ADHD en ODD is dat je bij ODD naast impulsief ook agressief bent.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is dyscalculie?
A
Je hebt dan moeite met schrijven
B
Je hebt moeite met lezen
C
Je hebt moeite met luisteren
D
Je hebt moeite met rekenen

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welke gesprekstechnieken hebben we besproken?

Slide 22 - Mind map

NIVEA
OMA
OEN
ANNA
LSD
Doelgericht communiceren:
Welk doel past bij deze omschrijving?
''als je wilt dat de ander je mening of idee overneemt''
A
Activeren
B
Instrueren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Communicatieproces:
De zender post een foto op Instagram en de ontvanger stuurt een hartje/''like''
Van welke communicatie is hier sprake?
A
Eenzijdige communicatie
B
Meerzijdige communicatie

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

In een gesprek met een client stel je de volgende vraag: "Stel dat je morgenochtend wakker wordt en al problemen zijn opgelost, waar zou je dat het eerste aan merken? Is dit een
A
schaalvraag
B
copingvraag
C
reflecterende vraag
D
wondervraag

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Bij het Halo-effect heb je alleen positief beeld van de ander, negatieve eigenschappen zie je niet meer
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Welke 5 stappen van methodisch handelen zijn er?

Slide 27 - Mind map

This item has no instructions

Stappen van Methodisch werken

Cyclisch werken
 
Stap 1: Informatie verzamelen over de beginsituatie
Stap 2: Vaststellen van wensen, behoeften en problemen
Stap 3: Doelen formuleren
Stap 4: Plannen maken en uitvoeren
Stap 5: Evalueren en eventueel bijstellen

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting

Zo we sluiten beroepsoriëntatie af!


Fijne week!

Slide 29 - Slide

This item has no instructions